De Amsterdamse Houthaven staat een grote metamorfose te wachten. Binnenvaartschipper Sandra de Jong woont al haar hele leven op een boot in de haven en zag het gebied ingrijpend veranderen.
Amsterdam – “We lagen hier met honderden schepen, soms wel zes breed. Als je naar de steiger wilde en er lagen vriendjes en vriendinnetjes tussen kwam je niet verder dan het derde schip.”
Binnenvaartschipper Sandra de Jong (39) woont al haar hele leven in de Amsterdamse Houthaven. Op het water welteverstaan. Haar blauw-witte schip De Orion ligt nu langs de Pontsteiger, bij de punt waar het veer naar het NDSM-eiland vertrekt. Op het 55 meter lange dek ligt een dun laagje sneeuw. De schipper kan elk moment gebeld worden voor ‘een reis’ om een nieuwe lading veevoer te verschepen. Maar met het slechte weer verwacht ze dat het zo’n vaart niet zal lopen.
Op de kaart heet de Houthaven al jaren ‘een gebied in ontwikkeling’. Een moderne gekleurde woningflat, opgeknapte graansilo’s met luxe appartementen en tijdelijke studentencontainers bevolken nu het gebied, samen met een drijvende ‘broedplaats’ voor kunstenaars en enkele horecagelegenheden.
De haven wacht een grootse toekomst. Voor de wal zullen eilanden worden opgespoten met daarop woningen, op de kop van de pontsteiger verrijst een woontoren en in het water komt het oude REM-booreiland te liggen, met woningen en horeca. De ‘oude bewoners’ van het gebied, de woon- en binnenvaartschepen, schuiven voor de plannen steeds een eindje op. Een aantal jaar geleden is de plek voor binnenvaartschepen al aanzienlijk kleiner geworden, toen de gemeente drie steigers afbrak. In de haven liggen nu nog maar zo’n twintig tot vijftig binnenvaartschepen, schat De Jong.
Met de schepen verdwijnt ook een stukje geschiedenis, vindt ze. “Mijn oma lag hier al met haar vader en moeder. Het is een eeuwenlange traditie dat de schepen hier hun werk aannemen en de schippers hun leven leven.” De tijd waaraan de Houthaven zijn naam dankt, toen het water nog vol met boomstammen lag, kent ze alleen van familiefoto’s. Maar zelf heeft De Jong de haven sinds haar jeugd ook flink zien veranderen. Ze groeide op in een hechte schippersgemeenschap. “Het was een soort dorp in Amsterdam. Behalve honderden binnenvaartschepen lagen er nog een paar woonschepen met gepensioneerde schippers.”
Het sociale middelpunt van de gemeenschap vormde De Bonte Zwaan, een zwart gebouw van op een ponton waar nu architecten, kunstenaars en ondernemers kantoor houden. Daar namen de schippers werk aan. De Jong:“Als je leeg kwam ging je met je laadboek naar de schippersbeurs. Tussen negen en twaalf, en twee en vijf werden daar de reizen afgeroepen. Als je een dag niet wilde komen kon je een runner in jouw plaats een reis laten aannemen. Beneden was een kleuteropvang. En elk weekend gebeurde er wel wat, feesten en bingo. Iedereen was daar bij, jong en oud.”
Maar ‘de ploeg’ van toen is zo langzamerhand verdwenen. Sinds 1998 is het echt uit elkaar gevallen, vindt De Jong. Toen veranderde de binnenvaart in een vrije sector. Deze omslag maakte de schippersbeurs overbodig, voor opdrachten belde je voortaan zelf naar de bevrachters. De Bonte Zwaan werd voor verbouwing weggesleept. “Alsof je je jeugd weg zag varen,” herinnert De Jong zich.
De gepensioneerde schippers verkochten hun woonschepen merendeels aan ‘artistieke mensen’, uit de filmwereld en decorbouw. “Van hoe zo’n schip in elkaar steekt hebben ze geen kaas gegeten. Ik vind het bijzondere mensen, maar dat zullen ze van ons ook wel denken,” zegt De Jong lachend over deze verandering.
De bouw van een drijvend appartementencomplex naast de oude graansilo – ‘die gekleurde blokkendoos’- vindt ze minder grappig. “Het is niet voor niks dat daar nooit werd gebouwd. Als je hier de haven uitvaart, moet je kunnen zien wat er uit de stad komt varen. Nu roep je met de marifoon: is er nog vaart? Maar er varen ook veel Tsjechen en Roemenen die geen Nederlands en amper Engels praten. Regelmatig wordt er flink geblazen en gescholden bij het uitvaren.”
Vanaf het dek ziet ze even later een vrachtschip een veel te nauwe bocht maken om de silodam heen, om een ander schip te ontwijken. “Kijk, dat bedoel ik. Het is een gevaarlijk punt, je hebt geen zicht meer.”
Maar de veranderingen in de haven ten spijt, varen zal ze blijven doen. “Het is heel vrij. Als je op het water zit en er is niemand om je heen. Heerlijk vind ik dat. Je moet er tegen kunnen, want je kan nooit geen vaste afspraken maken. Maar dat is altijd al zo geweest.”