Op Koranscholen in Slotervaart krijgen jonge kinderen ook op zaterdag en zondag les. Maar de kwaliteit van dat onderwijs staat ter discussie. Onderwijzers zouden autoritair zijn, weinig pedagogische kennis hebben en hun leerlingen slaan. Stadsdeelvoorzitter Marcouch bepleit islamonderwijs op openbare scholen. Maar dat komt maar niet van de grond.
AMSTERDAM – Zaterdagochtend 17 oktober, Amsterdam Slotervaart. Een processie van rugzakjes trekt over het schoolplein van de islamitische basisschool El Kadisia. Meisjes met roze mini-rugtassen benen aan de hand van hun moeder de school binnen, jongens met petjes op en rugzakken van Spongebob Squarepants rijden bij hun vader achterop de fiets het plein op. Auto’s rijden af en aan om hun kinderen af te leveren bij de achteringang van de school, die ingeklemd is tussen bouwcontainers en galerijflats.
Nauwelijks honderd meter verderop hetzelfde tafereel: schoolkinderen haasten zich over het August Allebéplein, langs de groentemannen die hun kratten met komkommers en meloenen nog aan het uitstallen zijn. De kinderen verdwijnen via een zijdeur de El Ouma-moskee in, naar de lesruimten met de gesloten gordijnen.
In dit soort “stinklokalen” – om met de Slotervaartse stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch te spreken – krijgen naar schatting duizenden Nederlandse kinderen iedere zaterdag- en zondagochtend les in de Koran. Voor hen geen paardrijden, scouting of voetbal, maar het opdreunen van soera’s.
Deze zogenoemde Koranscholen staan onder druk vanwege de vaak slechte omstandigheden waarin leerlingen les krijgen. Kinderen zouden er lijfstraffen krijgen en aan anti-westerse retoriek worden blootgesteld. De leraren op de Koranscholen ontbreekt het aan pedagogische kennis en ze spreken vaak niet of nauwelijks Nederlands.
Geestelijke mishandeling
“Ze gaan om met die kinderen alsof het beesten zijn”, zegt Fatimazohra Hadjar van de Slotervaartse Stichting Kinderen in Achterstand Posities. “Ze hebben totaal geen kennis van pedagogiek of ontwikkelingspsychologie op de Koranscholen. Als kinderen iets niet weten, dan worden ze geslagen. Zo wordt hen een boodschap meegegeven dat geweld een middel is om iets te bereiken. Het is pure geestelijke mishandeling.”
Hadjar herinnert zich een meisje dat in tranen bij haar binnenkwam met een handafdruk in haar gezicht. “Ze gaf aan dat ze geslagen was omdat ze een tekst verkeerd had uitgesproken. Ik stapte naar haar docent en sprak hem erop aan, maar het moest eerst voor hem vertaald worden, want hij verstond me niet eens.”
Meerdere malen ging Hadjar op eigen houtje naar moskeeën om linialen te stelen waarmee kinderen mogelijk geslagen werden. “Dat waren eigenlijk geen linialen meer, maar dikke stokken. Ik liet een briefje achter waarin ik zei: ‘Kom ze maar bij mij thuis ophalen’. Maar daar hoorde ik dan nooit meer iets van.”
Maar niet alleen geweld is een probleem, zegt Hadjar. “Kinderen leren op Koranscholen alleen om dingen klakkeloos uit het hoofd te leren. Ze kunnen allemaal bidden en verzen reciteren, maar wat het betekent en waarom dat zo is, kunnen ze je niet vertellen.”
Koranscholen hebben als primair doel om kinderen de beginselen van de islam bij te brengen. Marokkaanse moskeeën leggen daarnaast veelal de nadruk op het leren van de Arabische taal. De imams proberen de religieuze identiteit van de kinderen te kneden en ervoor te zorgen dat de banden met het land van herkomst en de eigen gemeenschap intact blijven.
De Koranscholen mikken op kinderen in de basisschoolleeftijd, van zes tot en met twaalf jaar. Zij krijgen meestal les op zaterdag en zondag, van tien uur ’s morgens tot twaalf uur ’s middags, en soms ook op woensdagmiddag of op vrije dagen.
Onderzoek
Een van de aanbevelingen in het eind vorig jaar verschenen rapport ‘Jongeren en hun islam’ van het Verwey-Jonker Instituut was: “Geen fysieke straf en een minder autoritaire houding”. ‘Als je zeven jaar oud bent en je gaat naar zoiets toe en je krijgt te maken met geweld, ga je dan van de islam houden?’ zei een van de ondervraagden.
Het Verwey-Jonker Instituut deed ook in 2006 al onderzoek naar de kwaliteit van de weekendlessen in drie Rotterdamse moskeeën. Dat gebeurde in opdracht van de gemeente Rotterdam. De aanleiding voor het onderzoek was het bericht dat leerlingen in de Marokkaanse Othman-moskee in Crooswijk klappen hadden gekregen.
De conclusies van het onderzoek waren gemengd: het slaan leek een incident – de desbetreffende docent was inmiddels ontslagen – maar de kwaliteit van het onderwijs was erbarmelijk. Het pedagogische klimaat was volstrekt verouderd, de lessen werden gegeven door autoritaire docenten die weinig interacteerden met hun pupillen, niet in het Nederlands doceerden, de nadruk legden op het stampen van feitjes en lesgaven in armoedige lokalen.
Niet alleen in Nederland spelen problemen rond Koranscholen. In moskeeën in Keulen bleken kinderen begin 2008 met fysiek geweld tot bidden te worden gedwongen. De opvattingen die in de moskeeën werden geproclameerd waren volgens een politierapport bovendien “antiwesters” en “antisemitisch”. Imams verheerlijkten de Jihad en het martelaarschap tegenover hun pupillen.
In Antwerpen kwam dit jaar zelfs een verkrachtingszaak aan het licht. Een docent aan een Antwerpse Koranschool kreeg achttien maanden cel voor de verkrachting van een tienjarig jongetje. Niet lang daarvoor waren twee leraren en een studieopzichter van een Koranschool veroordeeld wegens kindermishandeling. Ze hadden hun leerlingen geslagen met rubberen tuinslangen en met een ijzeren liniaal. Tijdens de zwemles hadden de kinderen striemen op hun lijf, waarna de zwemleraar alarm had geslagen.
Een van de problemen is dat de Koranscholen grotendeels onder de radar kunnen opereren. In Nederland vallen ze niet onder het toezicht van de Onderwijsinspectie en dus is er niet of nauwelijks toezicht op hoe het er in de Koranscholen aan toegaat.
Ahmed Marcouch voert sinds vorig jaar campagne tegen de Koranscholen. Marcouch zegt uit het hele land meldingen te krijgen van moslims die lijfstraffen krijgen. De omstandigheden waaronder de kinderen les krijgen en de kwaliteit van het onderwijs zijn bedroevend, aldus Marcouch.
Ex-minister Vogelaar (PvdA, Integratie) kondigde mede naar aanleiding van de uitlatingen van Marcouch een onderzoek aan naar de misstanden op Koranscholen. Dat onderzoek loopt nog steeds.
Maar Marcouch wilde een stap verder. Hij hield een pleidooi voor het geven van islamlessen op openbare basisscholen. Op die manier zouden ouders hun kinderen niet meer in het weekend naar de Koranscholen hoeven sturen.
Kritiek
Marcouch kreeg veel kritiek op zijn voorstel. Hij zou het openbaar onderwijs proberen te “islamiseren”, zo zeiden onder meer tegenstanders binnen zijn eigen partij. Zijn betoog zou een einde maken aan het seculiere karakter van het openbaar onderwijs en een aantasting betekenen van de scheiding tussen kerk en staat.
De Slotervaartse stadsdeelvoorzitter herkent zich niet in de kritiek. “Ik wil het onderwijs helemaal niet islamiseren, ik wil alleen voorkomen dat we kinderen kwijtraken aan radicalisering. Ik constateer ieder weekend weer dat er in mijn stadsdeel honderden, maar landelijk zelfs duizenden kinderen naar de Koranschool gaan. Ik constateer ook dat het pedagogisch en didactisch klimaat daar niet goed is. Ik constateer dat juffen en meesters op basisscholen tegen mij zeggen: Meneer Marcouch, die kinderen krijgen we maandag heel raar terug, ze zijn druk, ze zijn onbeschoft en ze vertellen dat ze klappen krijgen.
Maar ik kan ouders moeilijk overtuigen om hun kind niet naar de Koranschool te sturen als er geen alternatieven zijn. De wet biedt mij een alternatief in het primair onderwijs en zegt dat kinderen in openbaar onderwijs recht hebben op drie uur religieus onderwijs, dus laten we dat dan ook doen.”
Volgens de Wet op het Primair Onderwijs hebben kinderen het recht om godsdienstles of levensbeschouwelijk onderwijs te krijgen als voldoende ouders daarom vragen. Deze lessen kunnen binnen of buiten schooltijd plaatsvinden, tot een maximum van 120 uur per jaar.
Maar volgens Marcouch branden schoolbesturen hun vingers vaak liever niet aan islamonderwijs. “Je ziet dat schoolbesturen niet durven, het ontbreekt aan de bestuurlijke moed om islamlessen in te voeren vanwege het imago, omdat ze bang zijn wat de mensen zouden zeggen.”
Islamonderwijs op openbare basisscholen
In Rotterdam en Lelystad lopen ze wat dat betreft voorop. De Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (Spior) coördineert nu al islamonderwijs op een dertigtal openbare basisscholen in Rotterdam en Lelystad. Deze lessen worden sinds 1 september niet meer door de gemeenten, maar door het Rijk gesubsidieerd. Het Rijk stelt in totaal tien miljoen euro beschikbaar voor godsdienstlessen op openbare scholen in Nederland, waaronder bijvoorbeeld ook christelijk en humanistisch onderwijs vallen.
Toch is het de vraag of ouders, zoals Marcouch hoopt, de islamlessen op openbare basisscholen als substituut zullen zien voor de Koranscholen. De Koranscholen gaan veel dieper in op de materie dan de islamlessen op de openbare scholen. Daar ligt het accent eerder op de praktische kanten van de islam.
“Onze lessen komen niet in de plaats van de Koranscholen, ze zijn anders”, zegt Mesut Disli van Spior. “In de moskee krijgen kinderen les in hoe ze de Koran moeten lezen, terwijl in onze lessen de nadruk veeleer ligt op kennis over de islam, bijvoorbeeld over de vijf zuilen van de islam, over het leven van de profeet, over islamitische feestdagen, het leven als moslim in de Nederlandse samenleving, etcetera.”
Disli ziet meer heil in een tweesporenbeleid – aan de ene kant islamlessen op de basisschool en aan de andere kant verbetering van het onderwijs op de Koranscholen. Disli: “Wij proberen om via bijscholing de pedagogische kwaliteit te verbeteren op de Koranscholen. Daarom laten we de docenten daar een assessment-test doen. Op basis van die test bieden we bijscholing op maat: sommige docenten blijken behoefte te hebben aan bijscholing op communicatief vlak, andere docenten juist op pedagogisch vlak.”
Weinig animo
De animo voor Islamlessen onder openbare basisscholen is buiten de regio Rijnmond en Lelystad nog gering. Voor de zomervakantie stuurde de landelijke koepelorganisatie Dienstencentrum GVO en HVO een brief naar alle openbare basisscholen in Nederland om de mogelijkheid van godsdienstonderwijs onder de aandacht te brengen. Vooralsnog kreeg slechts een miniem aantal scholen voldoende meldingen van ouders binnen om per 1 september islamlessen aan te bieden. Ook in Slotervaart is het door Marcouch gewenste Islamonderwijs nog niet van de grond gekomen.
Toch denkt Fatimazohra Hadjar dat islamonderwijs op openbare scholen de beste manier is om de misstanden op Koranscholen uit de wereld te helpen. “Ouders moeten kinderen neerzetten op een plek waar de docenten hart voor de zaak hebben, waar ze pedagogisch geschoold zijn en waar controle mogelijk is. Ouders moeten leren inzien dat de Koranschool niet de beste plek voor hun kinderen is. Dat vereist een cultuuromslag. Ze gaan er vanuit dat de moskee veilig is omdat moslims hun kinderen daar al eeuwenlang naartoe brengen. Maar we leven niet meer in de middeleeuwen.”