De beste snowboarders groeien op in de buurt van bergen. En ze hebben geld. Hoe anders is dat voor Nederlandse freestylers die het vroeger moesten doen met buitenbaantjes in eigen land. Een dubbelinterview met snowboarders David Mol en Dolf van der Wal.
AMSTERDAM – De Amerikaanse snowboarder Shaun White gaat het onderdeel halfpipe op de Olympische Spelen van Vancouver winnen. Daar zijn de Nederlandse freestyle-snowboarders David Mol en Dolf van der Wal het over eens. “Hoewel Kevin Pearce ook een kans maakt”, oppert Van der Wal. Mol moet het nog zien. Het wordt in ieder geval een snowboarder uit een land met bergen en een grote wintersporttraditie. En vooral met grote trainingsbudgetten. Voor twee Nederlandse boezemvrienden die hun snowboardcarrière begonnen op de borstelbaan in Huizen, is het een ander verhaal.
Dolf van der Wal (22) en David Mol (22) zijn grote namen in de Nederlandse freestyle-snowboardscene. Mol besloot afgelopen voorjaar – na zes seizoenen lid te zijn geweest van het Nederlands team – te stoppen met snowboarden, hij stort zich nu op een studie rechten aan de Universiteit van Amsterdam. Van der Wal gaat door. Als hij dit seizoen vormbehoud toont, mag hij in februari namens Nederland deelnemen aan de Olympische Spelen in Vancouver.
Mol verwacht dat Van der Wal weinig moeite zal hebben zich definitief voor Vancouver te kwalificeren. “Dolf moet dit jaar een keer bij de beste twintig eindigen op een wereldbekerwedstrijd. En hij moet ervoor zorgen dat hij in de top veertig op de wereldranglijst blijft staan.” Van der Wal werd al eens zesde bij een wereldbekerwedstrijd en is al vaak in de top twintig geëindigd. Hij gaat er dan ook vanuit dat hij aan de norm kan voldoen.
Eenmaal in Vancouver moet Van der Wal het opnemen tegen het grote geld van Amerikaanse superprofs zoals Shaun White en Kevin Pearce. Opgegroeid in een land waar topsnowboarders dezelfde status hebben als topschaatsers in Nederland. Snowboarders die ten opzichte van de Nederlander misschien wel meer dan het honderdvoudige in hun trainingsprogramma kunnen investeren.
Van der Wal: “Shaun White heeft een eigen halfpipe op een geheime locatie. Je schijnt er alleen per helikopter of sneeuwscooter te kunnen komen. Om nieuwe sprongen te leren heeft White ook een halve halfpipe met een luchtkussen eronder gebouwd. Hij zet nog af op het ijs, maar landt comfortabel in een zacht luchtkussen.”
Bij de Nieuw Zeeland Open, afgelopen zomer, liet White zien dat zijn trainingsmethode effectief is. Als eerste snowboarder ter wereld sprong de Amerikaan in de halfpipe een double cork, een sprong die tot voor kort voor onmogelijk werd gehouden.
Voor snowboarders is het belangrijk om nieuwe trucs en sprongen te introduceren. Halfpipe-snowboarden is een jurysport. De jury let op de techniek, de hoogte en de moeilijkheidsgraad van een sprong, maar ook op originaliteit. Zodra een snowboarder een nieuwe truc introduceert, zijn er binnen een mum van tijd andere snowboarders die het ook kunnen. Maar in de praktijk heeft de snowboarder die een nieuwe truc heeft geïntroduceerd altijd een streepje voor bij de jury.
Mol legt uit hoe dat werkt. “Natuurlijk blijft een sprong net zo moeilijk, maar het is voor een snowboarder belangrijk dat hij weet dat een ander een bepaalde sprong al een keer veilig geland heeft. Als je weet dat iets fysiek mogelijk is, wordt het makkelijker.” Van der Wal: “En dat is het grote voordeel van dat luchtkussen, dan kun je straffeloos van alles proberen. Het zou natuurlijk nog sicker zijn als Shaun White die double cork zonder had geleerd.”
Toch zegt Van der Wal niet jaloers te zijn op de Amerikaan, niet echt tenminste. “Maar er is natuurlijk gewoon niet tegen te rijden. Ik vraag me ook nog steeds af hoe hij dat betaalt. Het gerucht gaat dat Red Bull alles voor hem betaalt, maar ik weet niet of dat waar is. Hij heeft natuurlijk zelf ook geld. Misschien dat hij denkt: als ik dat geld nu investeer in een nieuwe overwinning op de Olympische Spelen, dan heb ik daarna nog veel meer cash.”
Mol denkt dat White’s privé-halfpipe helemaal door sponsoren wordt betaald. “In Amerika gaat er veel geld om in snowboarden, dus is het voor een sponsor interessant om veel in White te investeren. Nu hij hierdoor als eerste heeft laten zien dat een double cork mogelijk is, heeft hij weer in alle grote snowboardbladen gestaan met het verhaal over zijn geheime traincomplex. Eén en al gratis reclame.”
Er gaan geruchten dat de invloed van sponsoren het sportieve element soms inhaalt. Bij de X-Games, een Amerikaans sportevenement voor funsports dat bijna even prestigieus is als de Olympische Spelen, lijken de belangen van sponsoren in ieder geval belangrijker dan de prestatie van de deelnemers. Van der Wal: “Om aan de X-Games mee te mogen doen, moet je een sponsor hebben die voor jou betaalt. Er zijn ook goede rijders die niet zo’n goed contract hebben met hun sponsor. Die zie je dus niet op de X-Games.”
Door de afwezigheid van sneeuw en bergen zal snowboarden in Nederland wel nooit dezelfde proporties aannemen als in de Verenigde Staten of de Alpenlanden. En dat is jammer voor het talent dat hier rondloopt. Van der Wal is namelijk niet de enige Nederlander met een Olympische halfpipe-nominatie op zak. Ook de vijftienjarige Dimi de Jong heeft vorig jaar een nominatie voor de belangrijkste halfpipe-wedstrijd afgedwongen.
“Het is echt bizar dat hem dat gelukt is”, vindt Van der Wal. “Vorig seizoen was het eerste jaar dat Dimi wereldbekerwedstrijden reed en dan plaatst hij zich meteen voor de Olympische Spelen. Hij is nog jong en zit gewoon op school, hij traint bijna niet. En toch springt hij al rotaties van negenhonderd graden. Dat kon Shaun White op die leeftijd niet.”
Waarschijnlijk is het niet dat Dimi de Jong ooit net zo dominant kan worden als Shaun White. Hij mag dan talent hebben, maar de Amerikaan laat zien dat talent alleen niet meer genoeg is. Mol: “In Amerika is snowboarden een volwassen sport geworden. Wie de beste trainingsfaciliteiten heeft, heeft de beste kansen. Zoals in iedere sport.”
Toch komt er ook in Nederland steeds meer geld beschikbaar voor freestyle-snowboarders. De afgelopen jaren blijken steeds meer Nederlandse jongeren opgewassen tegen de internationale top. Het Nederlands Olympisch Comité wil dit stimuleren en ondersteunt haar talent financieel via de Nederlandse skivereniging. Opvallend is dat de kiem voor het succes de meeste Nederlandse snowboarders niet in de Alpen ligt, maar op Nederlandse in- en outdoor skibanen.
Midden jaren negentig schoten de skihallen in Nederland als paddenstoelen uit de grond. De mogelijkheden van deze kunstmatige pistes bleken echter beperkt.
Wie goed wil leren slalommen of racen heeft in de hal te weinig ruimte. Maar iedere baan heeft een schans. Schansen hebben stuk voor stuk een grote aantrekkingskracht op de lokale jeugd. Honderden jongens en meisjes hebben een abonnement op een van de skihallen en oefenen elke dag nieuwe sprongen en trucs. Hoewel een schans in de hal nog steeds geen Big Air is en de dichtstbijzijnde halfpipe in de Alpen ligt, blijken de relatief kleine schansen wel geschikt om een goede basistechniek te ontwikkelen.
Ook Dolf van der Wal en David Mol begonnen ooit in Nederland, op de buitenbaan in Huizen. Dagen achtereen waren ze er te vinden. “Lekker snowboarden op plastic matten”, grapt Van der Wal. “En af en toe een weekje naar de echte sneeuw.” Lang hebben ze alles op eigen kosten gedaan. Mol: “Of eigenlijk op kosten van onze ouders.” De laatste jaren waren ze eindelijk zover dat ze over de hele wereld konden trainen en aan wedstrijden mee doen. Maar geld overhouden doen ze niet.
Voor snowboarders die in de sneeuw zijn opgegroeid is dat moeilijk te begrijpen. Vanaf het moment dat ze goed werden, kwam er geld beschikbaar. Veel jongens dromen al hun hele leven van de Olympische Spelen, zonder dat ze dat halen. En plots voegt een voegt amateur die op een borstelbaan is begonnen, zich bij de wereldtop. Van der Wal ziet de humor daarvan wel in. “Als klein jongetje heb ik er inderdaad nooit echt van gedroomd om als snowboarder naar de Olympische Spelen te gaan. In elk geval niet zoals duizenden jongetjes ervan dromen om later in Oranje te voetballen. Pas nu ik er dicht bij zit denk ik, ja, dat zou wel heel vet zijn.”