Illegale Filippijnen zijn het liefst onzichtbaar

Cleaning!
Image by Pingu1963 via Flickr

Veel Amsterdamse huishoudens hebben een Filippijnse schoonmaker in dienst. De meesten zijn illegaal. Hoe kwamen zij hier terecht en hoe houden zij zich staande? Het verhaal van Tony en Cécile.

AMSTERDAM – Ze komen altijd samen. Lopend, want een fiets hebben ze niet. Daarom willen ze eigenlijk alleen schoonmaken in de buurt van stadsdeel Westerpark, al hebben ze het niet altijd voor het zeggen. Soms doorkruizen ze samen de halve stad, op weg naar de Rivierenbuurt. “Maar die huizen doen we alleen als het niet anders kan.”

De Filippijnse Tony (27) en Cécile (25) maken al acht jaar schoon in Amsterdam. Cécile, een tenger meisje met iets te grote kleren en een open, vriendelijk gezicht, kreeg een tijdelijk visum om als au pair te werken bij een gezin in Amsterdam Zuid. Haar vriend Tony, een schuchtere jongen met haar tot op zijn smalle schouders, kwam haar achterna met een toeristenvisum. Ze wilden hier geld verdienen voor hun familie in de Filippijnen. Tony voor de opleiding van zijn twee jongere broertjes en Cécile voor de behandeling van haar moeder, die aan een spierziekte lijdt.

Over haar tijd als au pair is Cécile niet erg open. “De mensen waren niet goed”, zegt ze alleen. “Ze moest heel veel doen en sliep weinig”, vult Tony voorzichtig aan. Hij trekt zijn ogen naar beneden en zuigt zijn wangen naar binnen: “zo zag ze eruit”. Cécile lacht en zegt dan zachtjes: “En hij was, hoe zeg je dat, handtastelijk. Niet heel erg hoor, maar hij probeerde het wel”. “Daarom doen we nu alles samen”, zegt Tony. “Dat is leuker en het gaat twee keer zo snel. En als een van ons ziek is, gaat de ander ook niet.”

Door te stoppen met haar werk als au pair raakte Cécile haar werkvergunning kwijt. Tony was al illegaal in Nederland en viel af en toe in voor zijn tante die schoonmaakster was. “Dat gebeurt heel veel”, zegt hij. “Mijn tante heeft heel veel adresjes, meer dan ze zelf kan doen. Dus stuurt ze familie of Filippijnse vrienden. En de bewoners hebben het nooit door, die werken altijd. Als het huis maar schoon is.” Hij schat dat zeker de helft van alle schoonmakers in Amsterdam van Filippijnse afkomst is. De meesten zijn illegaal en moeten het hebben van dit soort klusjes totdat ze zelf een netwerk hebben opgebouwd.

Vertrouwen

Ook bij Tony en Cécile duurde dat even. “Het is ook wel gek”, zegt Cécile. “Mensen geven ons de sleutels van hun huis, met al die mooie spullen erin, terwijl ze niets van ons weten.” Soms vragen ze een kopie van hun paspoort of hun adres, maar dat krijgen ze niet. “Er zijn mensen die ons dan niet meer willen, maar vaak denken ze: ‘oh ze maken ook bij mijn collega schoon, dus het zal wel goed zijn’.” Omdat ze dat vertrouwen niet willen beschamen, sturen ze zelf nooit iemand anders naar één van hun adresjes.

Al zou dat wel eens makkelijk zijn, zucht Tony. Gek worden ze van alle smsjes of ze deze week niet op maandag kunnen komen in plaats van woensdag en of ze niet ‘s middags kunnen komen in plaats van ‘s ochtends. Ze zijn afhankelijk van de grillen van hun ‘bosses’: Amsterdamse tweeverdieners met goede banen en weinig tijd. Die willen op hun wenken bediend worden en niet horen dat iets niet kan. Dus doen ze hun best te schuiven met hun schema, tot ergernis van hun andere ‘bazen’. “Nederlanders zijn gehecht aan hun vaste dagen. Als je ze die niet kunt geven, zoeken ze een ander.”

Soms gaat het goed, dan speelt de een na de ander hun nummer door aan een vriend of collega en moeten ze zelfs mensen afwijzen. “Maar dat is ook vervelend”, zegt Cécile. Dat ze regelmatig van nummer wisselen, om de instanties op afstand te houden, maakt het extra ingewikkeld. “Dan krijgen ze een familielid of Filippijnse kennis aan de lijn, die de boodschap weer aan ons moet doorgeven. Voor die mensen is dat verwarrend. En er slingeren zo steeds meer nummers van ons rond.”

Er zijn ook periodes dat het minder gaat. “Mensen vertrekken naar het buitenland en hebben ons niet meer nodig. Of ze sturen ons weg. Ze vinden het vervelend dat we alleen samen willen komen of dat we geen Nederlands spreken”, zegt Cécile. Ze denkt er wel eens over Nederlands te leren, maar met wie moet ze het dan spreken? Behalve hun bazen kennen ze geen Nederlanders.

Het liefst maken ze zich onzichtbaar. Als de bewoner toevallig thuis is als ze komen schoonmaken, komen ze liever een andere keer terug. Of ze sluipen door het huis zonder een woord te wisselen. Een Filippijnse gewoonte, denkt Cécile, je moet je werkgever niet tot last zijn. Ze spreken gebrekkig Engels maar kunnen het wel schrijven, dus gaat het contact meestal per sms en via briefjes op de keukentafel. “Dan ligt er een briefje of we naast de gewone dingen ook nog tien overhemden willen strijken en de oven willen schoonmaken”, zegt Tony, terwijl hij een kleur krijgt. “Maar er ligt geen extra geld”.

Loonsverhoging

Tien euro per uur krijgen ze meestal, al proberen ze de laatste tijd voorzichtig om loonsverhoging te vragen. “Tony wilde het niet”, zegt Cécile, “maar ik heb het doorgedrukt. Als je al vier jaar bij dezelfde mensen schoonmaakt, mag je toch op een gegeven moment wel wat meer verdienen?” Dus legden ze een briefje neer, waarin ze uitlegden dat ze moeite hadden om rond te komen en dat alles duurder was geworden. Vijftig cent extra vroegen ze per uur. Sommigen schreven een aardig briefje terug, maar de meesten legden de volgende keer gewoon weer hetzelfde bedrag neer. “Dezelfde mensen die nooit iets extra’s geven met kerstmis”, mompelt Tony voor zich uit.

Een deel van het geld dat ze verdienen, sturen ze naar hun familie. Van de rest kunnen ze net rond komen en zelfs nog wat opzij zetten. “We doen twee à drie huizen per dag, zes dagen in de week”, legt Cécile uit. “Bij sommige huizen komen we één keer in de twee weken, bij andere twee keer in de week. Ik denk dat we nu zeker zo’n twintig huizen hebben.”

Ze hebben een kamer en een eigen keukentje in het huis van een achterneef van Cécile in Westerpark. Bij mooi weer gaan ze op zondag met z’n allen naar het park om te barbecuen en een beetje te voetballen. In de buurt wonen een paar Filippijnse vrienden, in West en in de Bijlmer nog wat familie. Via via kent iedereen elkaar wel. Iedereen werkt bovendien om geld te kunnen sturen naar familie, vaak naar kinderen die ze in geen jaren hebben gezien. Dat schept een band.

Tony en Cécile willen ook graag kinderen, maar niet in Nederland. Ze werken nog even door, met desnoods wat extra adresjes, om straks voorgoed terug te gaan. “Tot we genoeg hebben om daar iets op te bouwen”, zegt Tony. “Dan hoeven we niet weer weg als we kinderen krijgen. Wij gaan het anders doen.”

De namen van Tony en Cécile zij op hun verzoek gefingeerd.

Reblog this post [with Zemanta]