The science is settled. Volgens het internationale klimaatpanel IPCC is het zo goed als zeker dat de menselijke uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk is voor opwarming van de aarde. Alleen, de aarde is al elf jaar niet meer warmer geworden. Wat zeiden de sceptici ook al weer?
“Een ding is zeker”, schrijft de BBC twee weken geleden op haar website. “Het debat over de oorzaak van de opwarming van de aarde is verre van beslecht.” De aanleiding voor het artikel in kwestie is het feit dat de wereldtemperatuur de afgelopen elf jaar niet meer is gestegen. De kop luidt daarom: ‘What happened to global warming?’ (Waar is de opwarming van de aarde gebleven?).
Dat die opwarming het afgelopen decennium is gestagneerd, terwijl de uitstoot van broeikasgassen onverminderd toeneemt, was aanleiding voor auteur Paul Hudson om toch weer eens te rade te gaan bij enkele klimaatsceptische wetenschappers. Die vinden het aannemelijker om de temperatuurschommelingen op de aarde te verklaren aan de hand van de activiteit van de zon of de cyclische opwarming en afkoeling van de oceanen.
Het artikel werd met veel gejuich ontvangen op diverse klimaatkritische websites en weblogs. De BBC liet er voorheen namelijk weinig twijfel over bestaan dat de menselijke uitstoot van broeikasgassen dé oorzaak was van de opwarming van de aarde die de afgelopen eeuw onmiskenbaar heeft plaatsgevonden.
Ook in Nederland zijn de media in het algemeen stellig over de toedracht van global warming. Daar zijn goede argumenten voor. Het Internationale Klimaatpanel van de VN, het IPCC, stelde in haar laatste rapport (2007) dat de ruimte voor twijfel minder dan 10 procent is. De menselijke uitstoot van koolzuurgassen is de drijvende kracht achter de opwarming van de aarde.
Bij het IPCC zijn duizenden wetenschappers aangesloten. Ook de klimaatonderzoekers van het KNMI onderschrijven de bevindingen van het IPCC. Reden genoeg om te spreken van consensus binnen de wetenschap. Daarmee verklaarden de media en de politiek de standpunten van de sceptici grotendeels irrelevant. The science was settled.
Maar de klimaatmodellen van het IPCC hebben niet voorspeld dat de opwarming zou stoppen na het piekjaar 1998. Zie je wel, zeggen de sceptici nu, de wetenschap is er nog lang niet uit.
Zonneactiviteit
Blijkbaar is het aardse klimaat hypergevoelig voor kleine variaties in de activiteit van de zon
Volgens Bas van Geel gaan we echter binnen een paar jaar vanzelf meer zekerheid krijgen. Van Geel is paleo-ecoloog aan de Universiteit van Amsterdam. Dat betekent dat hij aan de hand van fossiele plantenresten veranderingen in het klimaat onderzoekt in het verleden. Wanneer het klimaat verandert, verandert ook de samenstelling van plaatselijke flora. Sommige planten doen het beter als het warm en droog is, anderen gedijen beter in een natte omgeving. Zo kunnen die klimaatveranderingen behoorlijk nauwkeurig vastgelegd worden.
Die veranderingen hebben, volgens Van Geel, alles te maken met de activiteit van de zon. Ook de geschiedenis van de zonneactiviteit is namelijk vastgelegd in planten. Die geschiedenis wordt opgetekend in de jaarringen van bomen. Het magnetisch veld rond de aarde beschermt ons tegen teveel kosmische straling. Als de zon actief is, wordt het magnetisch veld om de aarde sterker. Dat betekent dat er minder kosmische straling door het magnetisch veld heen komt. De kosmische straling is weer verantwoordelijk voor de vorming van zogeheten kosmogene isotopen op aarde, die worden vastgelegd in de jaarringen van bomen. Dus, weinig kosmogene isotopen, veel zonneactiviteit. En wat blijkt, volgens Van Geel: de klimaatveranderingen uit het verleden komen in de meeste gevallen nauwkeurig overeen met schommelingen in de activiteit van de zon. “Blijkbaar is het aardse klimaat hypergevoelig voor kleine variaties in de activiteit van de zon”, zegt Van Geel.
De activiteit van de zon valt ook af te lezen aan de hoeveelheid zonnevlekken. Die zijn gewoon te tellen, en dat is de afgelopen vierhonderd jaar ook gebeurd. “De afgelopen decennia hebben we een uitzonderlijk hoge zonneactiviteit gehad. Maar de laatste jaren is die activiteit sterk afgenomen en hebben we opeens ook geen temperatuurstijging meer op aarde”, aldus Van Geel. Zo zou ook de wereldwijde temperatuurdaling tussen 1940 en 1970 verklaard kunnen worden. De menselijke uitstoot van broeikasgassen ging ook toen onverminderd door.
Ergens tussen 2012 en 2015 verwacht ik dat we kunnen zien hoe groot het aandeel van de mens is
Waarom de activiteit van de zon een dergelijke impact op het klimaat zou hebben, is echter nog niet duidelijk. Er moeten bepaalde versterkingssmechanismen bestaan waarvan we nog maar weinig afweten. Het IPCC geeft dat toe, zegt Van Geel. “Maar omdat ze die versterkende mechanismen niet kunnen kwantificeren, nemen ze die niet mee in hun modellen. Daarmee kleineren ze de rol van de zon van meet af aan.”
Het is zeer waarschijnlijk dat de zonneactiviteit laag blijft, zegt Van Geel. Als de temperatuur ook daalt, dan heeft de opwarming van de aarde in de vorige eeuw minder te maken gehad met de uitstoot van broeikasgassen dan aangenomen. Vanwege de vertragende werking van de oceanen, die veel warmte vasthouden, duurt dat nog een aantal jaren. “Maar ergens tussen 2012 en 2015 verwacht ik dat we kunnen zien hoe groot het aandeel van de mens is.”
Rob van Dorland, klimaatonderzoeker bij het KNMI, denkt ook dat het niet lang zal duren voordat er meer duidelijkheid is over de rol van de mens. Maar niet vanwege de zonneactiviteit. Volgens Van Dorland zijn er weinig aanwijzingen om aan te nemen dat de zon een dergelijk grote invloed heeft op het klimaat. Toegegeven over eventuele versterkende mechanismen is weinig bekend, maar dat wil niet zeggen dat daar geen rekening mee wordt gehouden. “Het effect hiervan lijkt marginaal als je het verloop van de mondiale temperatuur vergelijkt met dat van de zonneactiviteit”, aldus Van Dorland.
“Van Geel kijkt heel lokaal naar veengebieden. Lokaal is de invloed van de zon veel sterker dan mondiaal”, zegt Van Dorland. “Dat mag je niet zomaar extrapoleren.” Natuurlijk zijn er meer onzekerheden naarmate je verder terug kijkt in het verleden, maar daar wordt volgens hem voldoende rekening gehouden in de modellen. Wat de bevindingen van het IPCC betreft is de “science settled” voor Van Dorland.
Consensus
Aan het eind van de rit is er weinig wetenschappelijks meer aan
Maar er is wel meer aan te merken op de werkwijze van het IPCC zeggen andere sceptici. “De aangesloten wetenschappers zijn natuurlijk geen gekken, er wordt echt wel nuttig werk verricht”, zegt emeritus hoogleraar geologie Harry Priem. “Die rapporten van het IPCC bevatten serieuze wetenschappelijke artikelen.” Maar de samenvattingen aan het eind van die rapporten worden niet geschreven door wetenschappers, maar door politici. En daar gaat het fout, zeggen de sceptici. “Daar wordt over onderhandeld, een soort handjeklap”, zegt Priem.
“De politiek heeft een wetenschappelijk monopolie toegekend aan het IPCC”, zegt econoom Hans Labohm. “Om daaraan deel te nemen, moet je al bij voorbaat gelovige zijn.” Labohm is in de voorbereiding van het laatste rapport, dat uitkwam in 2007, uitgenodigd om als ‘expert reviewer’ zijn commentaar te leveren. Hij stelt het gebaar op prijs, maar heeft wel sterk het gevoel dat hij er als “excuus-truus” is bijgehaald. “Politici maken uiteindelijk de samenvatting. De woordvoerders versimpelen dat nog een keer. En de kranten maken daar weer pakkende koppen bij. Aan het eind van de rit is er weinig wetenschappelijks meer aan”, aldus Labohm.
“Vervolgens zeggen de politici ‘er is consensus’”, zegt Priem. “Maar in de wetenschap bestaat consensus niet. Er zijn altijd enkelingen die tegen de stroom ingaan.” Meer dan eens hebben die enkelingen achteraf gelijk gekregen. Priem wil zich op geen enkele manier vergelijken met Darwin of Galileo. Maar het geeft wel aan dat het belangrijk is dat er altijd wetenschappers zijn die zich kritisch blijven opstellen en de gangbare opvattingen binnen de wetenschap blijven falsifiëren. Zo komt de wetenschap vooruit.
Des te kwalijker is het daarom dat deze wetenschappers genegeerd worden, zeggen ze. De sceptische wetenschappers zijn bijna allemaal oude, gepensioneerde professors. Ze worden vaak afgeschilderd als een allegaartje van verongelijkte wetenschappers die liever gelijk willen krijgen dan gelijk hebben.
Toch zijn het niet de minste (zie inzet). Van Geel denkt ook dat er veel meer sceptische wetenschappers zijn, dan diegene die zich nu durven uit te spreken. “Als ik midden in mijn carrière had gezeten en wellicht nog had moeten solliciteren, had ik mijn argumenten misschien ook wel anders naar voren gebracht”, zegt Van Geel.
De sceptici
– Dr. Bas van Geel – hoofddocent paleo-ecologie, Universiteit van Amsterdam. “Ik wordt niet warm of koud van wat journalisten vinden, om in termen te blijven. Ik krijg hier aan de universiteit alle ruimte om mijn mening te verkondigen.”
– Dr. Harry Priem – em. hoogleraar planetaire- en isotopengeologie, oud-directeur ZWO/NWO Instituut voor Isotopen-Geofysisch Onderzoek, oud-voorzitter Koninklijk Nederlands Geologisch en Mijnbouwkundig Genootschap. “Consensus is een vloek voor de wetenschap, zolang die niet 100 procent is.”
– Hans Labohm – econoom, expert reviewer van het IPCC en met Dick Thoenes en Simon Rozendaal auteur van Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma. “Op talloze gebieden zijn journalisten altijd als eerste kritisch, maar waar het gaat om global warming gedragen ze zich als ‘cheerleaders’ voor de klimaatconferenties.”
– Prof. Dr. Salomon Kroonenberg – hoogleraar toegepaste geologie aan de Technische Universiteit van Delft en auteur van De menselijke maat: de aarde over tienduizend jaar. “Ik reken mezelf niet tot de sceptici. Ik sta aan de zijlijn en wie wil luisteren, die doet dat maar. Maar ik ben het wel gewend om op één hoop gegooid te worden met anderen.”
Mediahype?
Rampscenario’s doen het nu eenmaal goed in de media
Volgens Labohm kun je als scepticus je verhaal ook nergens kwijt in de media. In het verleden schreef Labohm columns in het Financieel Dagblad, maar toen hij zich kritisch begon uit te laten over de klimaatcrisis, werden zijn stukken geweigerd. “Ook de stukken over andere onderwerpen. Ik kwam al gauw nergens meer aan de bak”, zegt hij.
Priem publiceerde in de jaren negentig van de vorige eeuw met enige regelmaat een kritisch stuk in NRC Handelsblad. Maar de afgelopen tien jaar krijgt hij zijn stukken vriendelijk teruggestuurd.
Er is consensus in de wetenschap en dus hoeft er niet meer geluisterd te worden naar de sceptici, was de trend. “De politiek en de media zijn veel te gevoelig voor alarmistische geluiden van de milieubewegingen”, zegt Priem. “Rampscenario’s doen het nu eenmaal goed in de media. Het is net als met de hype rond de Mexicaanse griep.”
Alles wordt er aan toegeschreven, veel regen, weinig regen
In opinietijdschrift Elsevier wordt over het algemeen veel aandacht besteedt aan de mening van de ‘klimaatsceptici’. Eerder dit jaar publiceerde Elsevier een klimaatspecial waarin de onzekerheid over de invloed van menselijk handelen op het klimaat centraal stond. De toonzetting van redacteur Simon Rozendaal verhult weinig: “…hierna acht portretten van alarmisten (pardon, van types die oprecht verontrust zijn over het klimaat).”
Maar in de rest van de media is er eigenlijk geen discussie meer, zegt ook universitair docent Journalistiek Peter Vasterman. “Sinds het laatste rapport van het IPCC uit 2007 lijkt het debat voorbij.” De berichtgeving wordt ook sterk clichématig neergezet, zegt de mediahype-deskundige van de Universiteit van Amsterdam. “Het onderwerp is te groot om te zeggen dat het in z’n totaliteit een mediahype is. Maar alles wat er zijdelings mee te maken heeft, wordt in dat ‘frame’ gepresenteerd. Alles wordt er aan toegeschreven, veel regen, weinig regen. Dat de politieke partijen aanhaken bij de eenzijdige berichtgeving, versterkt dat proces. Vervolgens worden er op grond daarvan politieke maatregelen genomen, waar weer over bericht wordt. Het is geen collectieve dwaasheid”, zegt Vasterman, “maar het schept wel een dwingend klimaat. Als scepticus ben je direct een ketter.”
Hij onderschrijft dat de media een voorkeur hebben voor alarmerende boodschappen. “De Mexicaanse griep is een goed voorbeeld. Bij het uitbreken van die griep werd door gezondheidsorganisaties direct het pandemieschema opgeroepen. Dat wordt opgepikt en uitvergroot en daarmee ontstaat een kader om nieuws te maken. Opeens was de eerste vlucht uit Mexico nieuwswaardig geworden, alsof die mensen terugkeerden uit een rampgebied.”
Het is een belangrijke taak van de journalistiek om af te wijken van de consensus, vindt Vasterman. Een ander voorbeeld: de Trafigura-zaak. Afgelopen zaterdag bleek uit een stuk van Karel Knip, wetenschapsredacteur bij NRC Handelsblad, dat er misschien wel helemaal geen giframp heeft plaatsgevonden. “Maar wij zijn zo gewend aan de combinatie oliemaatschappijen en giframpen, dat we direct aannemen dat het wel het geval is”, zegt Vasterman.
Salomon Kroonenberg, hoogleraar toegepaste geologie aan de TU in Delft vindt niet dat het sceptische standpunt doodgeschreven wordt. “De discussie is nog wel degelijk aanwezig”, zegt Kroonenberg. Maar hij onderschrijft wel dat het overheersende beeld vrij eenzijdig is.
Mensen ontdekken nu opnieuw dat de natuur verandert
Dat heeft alles te maken met ‘de menselijke maat’, zegt Kroonenberg. In 2006 publiceerde hij een boek onder diezelfde titel waarin hij duidelijk maakt dat “mensen slecht met de lange termijn om kunnen gaan. Als ze gewend zijn dat dingen een bepaalde kant opgaan”, zegt Kroonenberg, “denken ze dat het zo blijft. Dat is met de temperatuur van de aarde zo, maar bijvoorbeeld ook met de beurskoersen.”
Het klimaat is nooit stabiel geweest en de aarde heeft alle rampen al eens meegemaakt. “Geen mens heeft recht op een constante zeespiegel”, zegt Kroonenberg. Wat hij bedoelt is dat de mensheid al eerder een zeespiegelstijging heeft meegemaakt, aan het eind van de vorige ijstijd. Dat ging toen 20 keer sneller dan nu, maar het is uit ons collectieve geheugen verdwenen. “Mensen ontdekken nu opnieuw dat de natuur verandert.” Maar wanneer je de veranderingen in een groter perspectief plaatst, op een grotere geologische tijdlijn, dan wordt de curve van de opwarming minder steil. “Daarmee neemt ook het alarmgevoel af.”
Klimaatbeleid vs. Energiebeleid
Wij kunnen helemaal niet aan de thermostaat van de aarde draaien
Maar wat willen de sceptici dan? Met de armen over elkaar afwachten?
“Ik ben het eens met alles wat Al Gore wil bereiken”, zegt Kroonenberg, “maar hij misbruikt de wetenschap.”
Alle sceptici die eerder aan het woord kwamen zijn nadrukkelijk vóór een zuiniger energiebeleid en investeringen in alternatieve energie bronnen. Er zijn talloze argumenten om zo snel mogelijk een alternatief te vinden voor fossiele brandstoffen: ze raken op, en dus worden we steeds afhankelijker van dubieuze regimes als Rusland en Saoedi-Arabië; ze verontreinigen de lucht; en ze zijn kunnen veel nuttiger gebruikt worden als basis voor kunststoffen dan als brandstof.
Het klimaat is een enorm complex systeem, waar vele aardse en buitenaardse krachten op inwerken, die lang niet allemaal volledig begrepen worden door de wetenschap. “We weten veel te weinig om het beleid alleen op basis van de invloed van koolzuurgas te laten bepalen”, zegt Kroonenberg. Hij pleit daarom voor een scheiding tussen energiebeleid en klimaatbeleid. Dat laatste bestaat niet, zegt hij. “Wij kunnen helemaal niet aan de thermostaat van de aarde draaien.”
Ze willen de politiek behoeden voor verkeerde beslissingen, zoals het investeren in technologieën om koolzuurgas af te vangen en onder de grond te pompen. “Dat is duur en het kost enorm veel extra energie, terwijl we geen flauw idee hebben of het iets uit gaat maken op de lange termijn”, zegt Labohm. Beter is het om al dat geld in de ontwikkeling van alternatieve brandstoffen te steken, vinden de sceptici.
Maar het ministerie van VROM wil niets weten van de onzekerheid over de invloed van de mens op global warming. “Voor ons is het een uitgemaakte zaak”, zegt woordvoerder Jan Jaap Eikelboom. VROM is stellig van mening dat ze een klimaatcrisis aan het bestrijden zijn en dus is er haast bij geboden. “Natuurlijk zetten wij ook in op duurzame energie en energiebesparing. Maar we hebben niet de luxe daarop te wachten.”
Van Geel maakt zich vooral zorgen om het maatschappelijke draagvlak voor wenselijke veranderingen in onze omgang met energie. Het hele energiebeleid is gebaseerd op het idee dat we het klimaat aan het veranderen zijn. “Als dat straks blijkt mee te vallen dan brokkelt het maatschappelijke draagvlak voor dat beleid snel af.” De enige partijen die in hun communicatie naar de kiezer rekening houden met de mogelijkheid dat het meevalt met de invloed van de mens, bevinden zich ver rechts op het politieke spectrum. Van Geel is bang dat het een triomf wordt voor deze partijen als hij straks gelijk krijgt. “En daar zit ik helemaal niet op te wachten.”
Reacties zijn gesloten