Oerhollandse steppetenten

Tuvan ger
Image by kitseeborg via Flickr

In het lommerrijke Baarle-Nassau, waan je je even in Mongolië. Op een gekraakt defensieterrein is een bijzonder bedrijfje gevestigd: NooitMeerHaast. Er worden ger gemaakt, beter bekend als yurts. Oprichters Froit van der Harst (51) en Maarten Stam (63) begonnen tien jaar geleden met het bouwen van de ronde, witte tenten, afkomstig uit Mongolië.

AMSTERDAM – Op reis door Mongolië, in 1996, zag Froit van der Harst bij zonsopgang uit het raam van de trein een man. Die deed zijn ochtendbehoefte, ongegeneerd, met z’n kont naar de trein. Daarnaast stond een ger. Wit en sereen in het ochtendlicht. “Dat was de eerste ger die ik zag.”

Het zou niet de laatste zijn. In Mongolië woont nog steeds de helft van de bevolking permanent in een ger. Zomer en winter. Jaarlijks consumeert het land 15.000 stuks. De tenten hebben een houten geraamte, met daarop een dikke laag schapenvilt om de warmte van de kachel binnen te houden. Het witte canvas buitendoek beschermt tegen regen. Het geheel is in een half uur afgebroken en binnen een uur weer opgezet.

NooitMeerHaast

Tijdens die reis in ’96 deed Van der Harst mee aan een kunstproject. “Na drie weken kunst, ging ik op vakantie. Hudoo!, zoals ze in Mongolië zeggen. De stad uit! Daarna kan er van alles gebeuren. Tachtig procent kans dat er alcohol bij hoort, tien procent kans dat het op een soort plan lijkt, honderd procent kans dat je van alles beleeft. En toen ontmoette ik Looda.”

Looda werd een goede vriend. Hij maakte zelf ger.  Van der Harst schreef de maten op kleine kaartjes. Die nam hij mee naar Nederland. Eenmaal terug bouwde hij er zelf een, van oude pallets, afvalhout en een partij vilt, gevonden bij het grofvuil. “Ik maakte al enkele jaren tipi; een Indiaanse tentsoort”, vertelt hij. “Maar gaandeweg ontdekte ik dat bij ger over elk detail is nagedacht. Het zit ontzettend slim in elkaar.” De liefde voor de tent was geboren. Die winter bracht hij door in zijn ger.

Na dertien jaar te hebben gevaren, legde Maarten Stam zijn schip aan vaste wal. Hij ontmoette Froit. Die was net door vrienden verzocht een tweede tent te bouwen. “Froit zag er tegenop om duizend latjes te zagen. Ik had net mijn oude leven afgesloten, dus ik bood aan om het werk te doen”, zegt Stam. Zo ontstond in Nederland de ger-industrie.

NooitMeerHaast verhuurt en verkoopt sinds tien jaar zelfgemaakte tenten. De werkplaats verhuisde vier keer en werd telkens groter en professioneler. In Baarle-Nassau staat een loods van 1000 m2 vol apparaten voor houtbewerking, naaimachines en lasapparaten voor de kachels. Daar wordt de ‘bouw-je-eigen-Ger-workshop’ gegeven; tot nu toe zijn er 49 tenten gemaakt.

Stam: “Ik leer mensen opnieuw met materie omgaan. Want dat vergeet je als je de hele dag achter de computer zit. In de werkplaats kun je spelen met materialen. Zo leer je ze kennen en ontstaan er nieuwe dingen.” Na vier maanden bloed, zweet en tranen hebben de leerlingen hun eigen tent. Een deel van hen gaat er dan in wonen.

The Real Mongol Ger Book

NooitMeerHaast is het afgelopen decennium druk bezig geweest met het ontwikkelen van de ger. De tent is ‘lichter en luchtiger’ gemaakt, vertelt Stam. En de vochtproblemen die het Nederlandse klimaat met zich meebrengt zijn opgelost. Het bleef niet onopgemerkt. Op aandringen van de Mongoolse ambassade in Brussel verscheen een paar jaar geleden ‘The Real Mongol Ger Book’, waarin minutieus staat beschreven hoe je een goede ger bouwt.

Het boek is bijzonder omdat het in de communistische tijd verboden was op papier te zetten hoe je een ger bouwt; er is zodoende maar weinig over te vinden. Van het gerboek ligt nu een exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en een in de Nationale Bibliotheek van Mongolië.

Teloorgang van de Mongoolse ger

Van der Harst woont al een paar jaar in de Mongoolse hoofdstad Ulaanbaatar, samen met zijn Mongoolse vrouw. Hij bestiert er de ‘Mongoolse dependence’ van NooitMeerHaast.

“Wij maken inmiddels betere tenten dan de Mongolen”, zegt Van der Harst. Meer dan arrogantie, gaat achter die uitspraak een triest verhaal schuil. “Sinds de val van het communisme in 1990, is de kwaliteit van ger hier enorm achteruit gegaan”, zegt hij. “Voor die tijd was er een staatsfabriek die redelijk goede tenten maakte. Toen het kapitalisme opkwam moest alles zo snel en zo goedkoop mogelijk. De ger is een armeluiswoning. Het heeft geen enkel aanzien. Er wordt niks meer aan ontwikkeling of raffinesse gedaan.”

In Mongolië, schat hij, staan misschien wel vijftig fabriekjes. “Het goedkoopste spul doet het qua handel het beste. Bovendien geeft de stad elk jaar 1500 tenten aan nooddruftigen (armoedzaaiers, red). Dat zijn echte rampententen. Niemand stelt nog enige eisen aan een ger, zeker niet aan een gratis ger.” Tegelijkertijd, vertelt Van der Harst, hebben banken en grote bedrijven ‘presentatie-gers’, die ze op nationale feestdagen opzetten. “Die hebben waanzinnig houtsnijwerk, edelstenen, dierenhuiden en bijpassend meubilair. Maar dat is totaal niet representatief voor de gemiddelde tent.”

Mede uit bezorgdheid over de teloorgang van de ger, ligt de standaard in de werkplaats in Ulaanbaatar hoog. Er werken twee tot zes Mongolen, afhankelijk van de hoeveelheid werk. “De jongens die hier werken, maken drie of vier tenten per maand. Ze krijgen loon, en als ze niet te veel drinken en fouten maken, dan is de werkplaats na vijf jaar van hun”, zegt Van der Harst. De tenten worden wereldwijd verkocht, maar vooral in Nederland.

Aan Mongolen raakt hij ze echter niet kwijt. “Ze vinden ze wel mooi, maar veel te duur”, zegt hij. Kwaliteit staat voorop en dat kost geld. “We geven daarom af en toe een ger weg. Er staan onder andere tenten bij het weeshuis en bij het hoofdklooster van Ulaanbaatar.” Van elke verkochte tent is honderd euro voor Mongolië.

Praktisch idealisme

Naast het optimaliseren van de ger, heeft NooitMeerHaast nog een kruistocht: verantwoord met de wereld omgaan. “De constructie van een ger is, in tegenstelling tot een huis,  voor het grootste deel herbruikbaar en biologisch afbreekbaar”, zegt Stam. “Ook verbruik je minder water en elektriciteit.” Je voetafdruk is zodoende een stuk kleiner dan wanneer je in een huis woont.

“Ik woon ruim acht jaar in een ger”, zegt Stam. “Ik leef meer met buiten en voel me sindsdien meer betrokken bij de natuur en de kosmos.” Hout hakken om het warm te krijgen, water halen om je tankje mee te vullen: een ger drukt je met je neus op de feiten, bedoelt hij maar te zeggen. Het maakt je bewust van wat je verbruikt.

Door te leven zoals ze leven proberen Stam en Van der Harst te laten zien dan het ook met minder kan. “Nomadisch leven”, vult Van der Harst aan, “draait om twee regels. Eén: laat de plek die je gebruikt leeg achter. Twee: zie je een mooie plek, zet je tent ernáást.”

Ger in Nederland

Het terrein in Baarle-Nassau staat op de lijst om ontruimd te worden. Het gebied wordt ‘teruggegeven aan de natuur’. Voor de werkplaats wordt nieuw asiel gezocht. Naast het zoeken van een nieuwe plek, gaat Stam de komende tijd proberen ruimte te vinden in Nederland, waar je permanent in een ger kunt wonen. “De regelgeving rondom het wonen in een ger is moeilijk”, legt hij uit. “Het is onduidelijk onder welke wetten het valt.” Hij denkt op dit moment aan een volkstuinencomplex, waar je met een tent kunt staan én je eigen groente kunt verbouwen. Een leuk experiment, lijkt hem. Nu de politiek nog.

Reblog this post [with Zemanta]