De Slotervaartse stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch vecht tegen vooroordelen over homoseksualiteit in de moslimgemeenschap. In zijn jeugd was hij zelf net zo bevooroordeeld.
Marcouch windt zich op over minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin, ChristenUnie), die beleefd de uitnodiging van Marcouch weigerde om samen het startschot te verrichten voor de Amsterdamse Canal Parade. De jaarlijkse botenoptocht voor homoseksuelen begon afgelopen augustus in Slotervaart. De minister achtte de ‘entourage’ van de Canal Parade niet geschikt voor een debat over het bevorderen van homoacceptatie.
Marcouch: “Er was helemaal niets mis met de entourage. De boten waarvan je kon zeggen, nou nou, daar wil ik niet tussen staan, waren op één hand te tellen. Ik vind dat je juist daar waar vrijheden in het geding zijn, als minister leiderschap moet tonen. Dan moet je niet gaan zitten klagen over de entourage.”
Maar u wist toch donders goed dat u Rouvoet in een lastig parket bracht en dat de kans dat hij ja zou zeggen vrijwel nihil was?
Marcouch grijnst. “Nee, nee, ik vond het jammer. Mijn hoop was vooral dat, als het zou lukken, we met zijn allen een stevig statement zouden kunnen maken voor de homo in Nederland. Steviger dan dat kan bijna niet.”
En dan weer die grijns: “Maar goed, ze zijn er nog niet klaar voor denk ik.”
De rol ligt hem wel: Ahmed Marcouch als horzel van de christelijke politiek. Gretig slaat hij zijn christelijke collega’s om de oren met hun krampachtige omgang met het thema homoseksualiteit. Alsof hij wil zeggen: het zijn niet alleen de moslims die problemen hebben met homo’s. De stadsdeelvoorzitter lijkt verrassend weinig op de persiflage die de Marokkaanse komieken Ab & Sal van hem maakten als de gortdroge poldermoslim die zijn zinnen doorspekt met “in buurten en wijken” en “Dier of plant, geef iedereen een hand”. Marcouch is een provocateur – de hoffelijkste variant weliswaar – en hij weet precies waar hij zijn tegenstanders kan raken.
Voor Marcouch staat 2009 tot nu toe in het teken van homo’s. De PvdA-er presenteerde zijn “homonota”, die homoseksualiteit bespreekbaar moet maken in de islamitische gemeenschap. Hij brak een lans voor een homokroeg in Slotervaart. Hij organiseerde een voetbalwedstrijd tussen homoseksuelen en Marokkaanse jongeren (uitslag: 0-5). Maar veruit zijn belangrijkste statement was het halen van de Canal Parade naar zijn stadsdeel. Onberispelijk in het pak gestoken voer Marcouch begin augustus mee op de eerste boot, omringd door fallussymbolen en duizenden hossende mensen.
Toch zitten er ook rafels aan Marcouch’ status als strijder voor homotolerantie. Ongelukkig was bijvoorbeeld zijn poging om na de moord op Theo van Gogh de beroemde Egyptische imam Yusuf al-Qaradawi naar Amsterdam te halen. Begin 2005 wilde Marcouch, toen nog bestuurslid van de Unie van Marokkaanse Moskeeën in Amsterdam en Omstreken, met 150 duizend euro subsidiegeld een congres organiseren om zo “een brug” te slaan naar “alle Amsterdammers”. Al-Qaradawi zou de hoofdgast zijn van het congres. Maar dezelfde Al-Qaradawi noemde de Holocaust een gerechte straf van Allah en zei in een fatwa dat homoseksuelen de doodstraf zouden moeten krijgen om zo “de puurheid van de islamitische gemeenschap” te waarborgen.
“Dat soort uitspraken vind ik verwerpelijk”, zegt Marcouch. “Maar wat je bij Al-Qaradawi moet snappen is dat hij een positie bekleedt binnen de islamitische wereld die misschien wel krachtiger is dan die van de Paus onder de katholieken. Deze Al-Qaradawi was een van de weinige islamitische leiders die de moord op Theo van Gogh fel veroordeelde. Het was een fantastisch statement geweest wanneer hij zich juist in Amsterdam had uitgesproken tegen moslimgeweld. Dat was in die tijd waar de Nederlandse samenleving behoefte aan had.”
“Begrijp me niet verkeerd, ik ga die uitspraken niet verdedigen. Je hebt wat homoseksualiteit betreft nu eenmaal een probleem bij de religieuzen.” Marcouch kaatst de bal maar weer eens terug naar de christenen. “Het was nota bene onze minister-president die in Indonesië niet heeft kunnen verdedigen dat wij een beschaving zijn waar homo’s gewoon met elkaar kunnen trouwen.”
Marcouch lijkt een publicitair godsgeschenk voor de PvdA. De gewezen politieagent is een van de weinige prominente moslims in Nederland die zich onomwonden uitspreekt voor homo- en vrouwenrechten en er niet voor terugdeinst Marokkaans “straattuig” de les te lezen. Maar is Marcouch’ campagne voor homo’s ook niet gewoon een kwestie van koele politieke calculatie?
“Ik zal je één ding vertellen: er is niemand binnen de PvdA die tegen mij heeft gezegd (zet een hoog, zeurderig stemmetje op): ‘Ahmed, je bent moslim, het zou toch wel handig zijn als jij je zus en zo zou profileren’. Het heeft niets met PR te maken. Ik vind de publiciteit legitiem, omdat het een issue is dat de huiskamers moet binnenkomen. Ik vind het net zo belangrijk dat ik de homo in Tilburg bereik als de homo in Slotervaart.”
Toch zullen veel mensen zeggen: hij gebruikt het thema homoseksualiteit om een landelijk platform voor zichzelf te creëren.
“Dat komt geen moment in me op, dat zit niet in mijn karakter. Mijn ambitie zit hem echt niet in hoe de persoon Marcouch een volgende stap maakt. Types zoals ik komen en gaan. Mijn ambitie zit hem in maatschappelijke vraagstukken, in een verschil maken voor de Marokkaanse jongeren die bijvoorbeeld zeggen: Mijn vader was ontzettend boos op je, maar ik had nooit durven dromen dat ik dankzij jou met mijn ouders aan de salontafel over homoseksualiteit zou praten.
“Ik spreek Marokkaanse gezinnen waarin de ouders gewoon ontkenden dat hun zoon homo was. Die families kwamen bij mij omdat hun zoon was weggelopen. De politie stelde een onderzoek in en dan bleek die jongen gewoon bij zijn vriend te zitten. Een agent belde me op en zei: ‘Ahmed, die jongen is gewoon homo, ik heb nog nooit zo’n grote nicht gezien.’ Die ouders raken vervolgens in shock. Ze kunnen het niet meer ontkennen, maar ze kunnen ook nergens terecht met hun gevoelens, want als ze die met hun gemeenschap delen wordt hun zoon verketterd.”
Marcouch begrijpt hoe veel moslims tegen homoseksualiteit aankijken, want hijzelf was ook lang bevooroordeeld. “Zeker tot ergens in mijn twintiger jaren was homoseksualiteit voor mij onacceptabel. In de buurt van een homo voelde je je onprettig, je bleef er bij weg. Maar verder was je er gewoon niet mee bezig. Het was een taboe, het bestond eigenlijk niet. En als je dan een keer van iemand hoorde die homoseksueel was, dan typeerde je dat als ontspoord.”
Het engagement kwam begin deze eeuw. Het was de tijd van de controverse rond de Rotterdamse imam El-Moumni, die homoseksualiteit een besmettelijke ziekte noemde. “Ik zat bij de politie en op een gegeven moment merkte ik dat collega’s, met wie ik een goede band had, homoseksueel of lesbisch waren. Ik bouwde relaties op met het homonetwerk binnen de politie. Toen kwamen de uitspraken van El-Moumni en dan voel je dreiging ontstaan onder homo’s. Dan pas kom je achter de persoon van de homo te kijken en constateer je de discriminatie en de uitsluiting waarmee ze te maken hebben.”
Wat dat laatste betreft is er nog een lange weg te gaan binnen de moslimgemeenschap, denkt Marcouch. “Het woordje voor homo is in het Berbers nog altijd een scheldwoord: zemmel.” Marcouch lacht. “Dat krijg ik de laatste tijd vaak toegeslingerd in de buurt.”
Kunt u erom lachen als dat gebeurt?
“Nee, ik vind het wel vervelend, de toon die eruit spreekt. Ik wil met ‘meneer’ worden aangesproken, met ‘meneer Homo’ dus. Het zegt iets over hoe mensen hier over homo’s denken en voelen. Laatst was er zo’n hele sjieke auto, een Mercedes, en dan gaat het raampje open en roepen een paar van die twintigers: Zemmel! Homo!” Marcouch zucht. “De ene keer ben ik een verrader voor ze, de andere keer een homo en als ik het opneem voor iemand met een keppeltje ben ik een jood.”
Marcouch schuwt de confrontatie niet. “Ik zat laatst bij de kapper in Overtoomse Veld en dan staat zo’n groepje jongens me na afloop op te wachten.” Marcouch begint in zijn eentje een hele dialoog te spelen, inclusief de stemmetjes van de jongens, die nog het meeste lijken op die van Tommie uit Sesamstraat:
“Wilde je ergens over praten?”, vroeg ik.
“Nou, homo’s.”
“Maar bestaan ze niet, moslimhomo’s? Hoe zit het dan met die Marokkaanse jongens die zich prostitueren in de gayscene?”
“Ja man, echt?”
“Ja man, weet je dat niet?”
“En dan”, zegt Marcouch bulderend van het lachen, “kijken ze elkaar aan alsof ze water zien branden en hebben onderling een heel gesprek over het onderwerp.”
Dus u stuurt ze in opperste verwarring naar huis?
“Ja, dat is de bedoeling, ze móeten erover nadenken. Er zijn te veel jongeren die blind de imam achternalopen en zich nooit afvragen: wat zegt die man nou eigenlijk? We moeten jongeren zo vormen dat ze kritische vragen durven stellen en dingen in twijfel gaan trekken. Dus laat ze maar lekker in de war zijn.”
De Slotervaartse stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch vecht tegen vooroordelen over homoseksualiteit in de moslimgemeenschap. In zijn jeugd was hij zelf net zo bevooroordeeld.