De Sportas moet een groene zone blijven tussen het Olympisch stadion en de Bosbaan, zegt wethouder Carolien Gehrels. Maar de plannen voor nieuwe sportaccommodaties en infrastructuur in het gebied zijn ook handig als in 2028 de Olympische Spelen in Amsterdam georganiseerd zouden worden.
AMSTERDAM, 20 feb. – Synchroon met de ontwikkeling van de Zuidas loopt die van de Sportas. Het gebied tussen het Olympisch Stadion en de Bosbaan moet Amsterdam met nieuwe infrastructuur en sportaccommodaties geschikt maken voor de gedroomde Olympische Spelen in 2028. Er komt een Centrum voor Topsport en Onderwijs van de Vrije Universiteit (VU), bestaande sportaccommodaties worden uitgebreid en er is een wandelboulevard van Noord tot aan de Bosbaan gepland. Het is de bedoeling de groene zone te claimen nu in de Zuidas de hoogbouw uit de grond schiet, zegt Carolien Gehrels (PvdA), wethouder van Kunst, Cultuur en Sport. ‘Voor je het weet bedenkt iemand dat het leuk is om een hotel te bouwen in het Amsterdamse Bos. Ik dacht: als je het gebied een naam geeft, blijven ze er hopelijk van af.’
De Sportas is niet alleen maar ontworpen voor de leefbaarheid van de Zuidas. Ligt de nadruk vooral op de Olympische Spelen van 2028?
‘Ja, dat is onze inspiratiebron. Maar stel je voor dat de Olympische Spelen uiteindelijk niet in Amsterdam komen, dan nog hebben we er toch heel veel baat bij. Sport is belangrijk en met de Sportas claimen wij een stuk van Amsterdam voor de sport. Het Olympisch stadion uit 1928 kan bijvoorbeeld sowieso wel een likje verf gebruiken.’
Wat houden de plannen precies in?
‘We verbinden de belangrijkste iconen van de sport met elkaar. Van het Olympisch stadion tot het Wagener-hockeystadion. De strook tussen het Vondelpark en de Bosbaan moet beter benut worden. Het gebied bij het Nieuwe Meer is nu een beetje achenebbisj, hier zitten nu private zeilverenigingen en een louche padvinderijclub. Ze zien er vanaf de weg heel ontoegankelijk uit. Ze moeten hun gezicht meer naar de weg toekeren. Als gemeentebestuur willen wij dat de kwaliteit van de openbare ruimte verbetert. Je moet ook denken aan betere fietspaden, betere verlichting en misschien iets met kunst.’
In het sportplan staat dat kleinere bouwinitiatieven opgaan in grotere. Betekent dat dan niet dat een grootschalig initiatief als de Sportas ten koste gaat van kleine sportaccommodaties in de stad?
‘Het klinkt als centralisatie, maar dat is het niet. Het is in feite het opknappen en aanvullen en het toegankelijk maken van wat je al hebt. We hebben plannen voor zes plekken in de stad.’
Is dat ook geen vorm van centralisatie?
‘Nee, dat is uitbreiding. Centralisatie betekent dat je ook dingen weghaalt, dat je de kleintjes opheft. Dat doen we niet, want we knappen alleen op. We richten ons nog steeds op breedtesport in de stad. 90 procent van het geld gaat daarnaar toe.’
Maar geldt dat dan ook voor de Sportas, want met het oog op de Olympische Spelen, lijkt het plan vooral gericht op topsport.
‘Het richt zich inderdaad op topsport, maar het gaat ook om breedtesport, want de top bestaat niet zonder de breedte. Net als bij melk de room langzaam naar boven komt, zo is het ook met de top. Van de studenten die 18 zijn en beginnen met roeien zijn er maar een paar echt goed. Maar dat ontdek je alleen als je iedereen laat roeien.’
Hoe gaat u de Sportas bekostigen?
‘Voor een deel uit grondexploitaties. Aan de kantoren verdien je heel veel geld en iets daarvan moet je dan besteden aan sport. Voor een deel ook uit afspraken met de VU die een topsportcentrum wil oprichten. Hoeveel de Sportas kost, kunnen we absoluut nog niet zeggen. We zijn nu bezig met een planstudie.’
Blijft er nu de Noord-Zuidlijn opnieuw het budget overschrijdt nog wel geld over voor de Sportas?
‘Ja. Dat klinkt heel optimistisch, maar het is ook realistisch. Sport blijft een prioriteit.’