Onderwijsgroep Amarantis heeft het volgens bestuursvoorzitter Bert Molenkamp niet breed, maar houdt wel kantoor aan de dure Zuidas. ‘Wat wil je dan? Ons onder de Bijlmerbajes neerzetten?’
AMSTERDAM, 20 feb. ‘Niet verkeerd hè?’ Bert Molenkamp (54), bestuursvoorzitter van de onderwijsgroep Amarantis, staat voor het raam van zijn ruime kantoor op de vierde verdieping. De twee glazen zijwanden bieden een panorama over de Amsterdamse Zuidas. Beneden op de A10 kruipen de auto’s in de ochtendspits voorbij, aan de overkant rijzen de wolkenkrabbers de lucht in.
Sinds 2006 heeft Amarantis haar kantoor in het prestigieuze Atriumgebouw. Ze zijn een beetje de vreemde eend in de bijt tussen de banken en multinationals van de Zuidas. Met 55 scholen en zo’n dertigduizend leerlingen in Noord-Holland, Flevoland en Utrecht behoort Amarantis – ontstaan in 2007 uit een fusie tussen ROC ASA (Regionaal Opleidingen Centrum Amsterdam, Amersfoort) en ISA (Stichting Interconfessionele Scholengroep Amsterdam) – tot een van de grootste scholengroepen van Nederland. En dat terwijl ze in Den Haag net de buik vol lijken te hebben van alles wat naar fusies en grootschaligheid riekt. Eind 2008 kondigde minister Plasterk (PvdA) van onderwijs aan fusies van scholen een halt toe te roepen met de zogenaamde fusietoets. De menselijke maat moet terug in het onderwijs, aldus Plasterk.
‘Bijzonder’, noemt Molenkamp de opmerkingen van Plasterk met lichte ergernis. ‘Begin jaren negentig zette de overheid tien jaar lang een bonus op schaalvergroting. En dan gaan ze nu opeens roepen dat het geen goed idee is. Zo wordt een overheid volstrekt onbetrouwbaar.’ Tien jaar lang vond het Rijk dat met kleine scholen de kwaliteit van huisvesting en personeel niet goed kon worden gewaarborgd, zegt Molenkamp. Hij heeft de indruk dat de beoogde fusietoets meer te maken heeft met electorale dan met inhoudelijke overwegingen. ‘De politiek deint mee op de golven van populariteit. Sommige mensen hebben nou eenmaal een geweldig probleem met grotere instellingen, daar wordt handig op ingespeeld.’
Molenkamp bestrijdt dat een bestuur met een veelvoud aan scholen onder zich alleen maar als een bedrijf functioneert en de menselijke maat verwaarloost. ‘Kijk, je moet niet verwachten dat ik iedere morgen bij de schooldeur sta om handjes te schudden. Dat doet de directeur van de school. Maar als ik puur bedrijfsmatig zou werken, dan had ik onze scholen in Amsterdam-West allang weggehaald. Het aantal leerlingen op die scholen is eigenlijk te laag om de school goed te kunnen draaien, zegt Molenkamp. ‘Maar maatschappelijk zijn ze wel gewenst.’
Met een omzet van 190 miljoen euro en een eigen vermogen van 21,5 miljoen euro is Amarantis volgens Molenkamp vergeleken bij concurrenten een ‘relatief arme instelling’. Maar is een kantoorpand op de Zuidas dan wel de meest logische locatie voor een onderwijsinstelling die het naar eigen zeggen niet breed heeft? Molenkamp wuift de suggestie weg. Alle vergaderingen van de onderwijsgroep vinden in het kantoorpand plaats, legt hij uit, en voor de afdelingen in Utrecht en Amersfoort is de Zuidas met de directe treinverbinding nu eenmaal het makkelijkst te bereiken. ‘Als je ons in Oud-Zuid boven een school neerzet waar geen parkeerruimte is en minimaal openbaar vervoer, kom ik in de problemen.’ En met de luxe valt het volgens Molenkamp wel mee. Amarantis huurt een kwart etage waar veertig mensen werken. Ook het prijskaartje van de etage is te overzien. ‘De kantorenmarkt wiebelt heen en weer. Laat ik het zo zeggen: we zijn op het goede moment ingestapt.’
Toch begrijpt Molenkamp het wel, dat een ‘arme’ onderwijsinstelling als Amarantis op de Zuidas op z’n minst opmerkelijk is, zeker gezien de recente schandalen rond zelfverrijking en verkwisting van overheidsgelden. ‘De vraag is natuurlijk wel wat het met je imago doet.’ Want, vertelt de voorzitter, er zijn scholen van Amarantis waar de huisvesting te wensen overlaat. Zoals het Calvijn Met Junior College in Amsterdam-West. ‘Daar moet eigenlijk een nieuw pand komen want het voldoet niet meer aan de eisen. We zijn daar mee bezig.’
Soms wordt Molenkamp moe van al die vragen. ‘Dan denk ik, wat wil je dan? Ons onder de Bijlmerbajes neerzetten? Ik vind dat scholen in goede gebouwen moeten zitten en alle medewerkers ook. Dat proberen we voor elkaar te krijgen.’ En dan, met een knipoog naar de rel rond woningbouwcorporatie Rochdale, dat zijn directeur ontsloeg wegens zelfverrijking: ‘Mijn naam is Molenkamp en geen Möllenkamp. Ik rij geen Maserati.’
Reacties zijn gesloten