De Amsterdamse Stadsbank van Lening voorziet al bijna 400 jaar mensen van geld in ruil voor een onderpand. Een sieraad, een gitaar, een fiets. In tijden van economische crisis een eenvoudige manier om aan geld te komen.
AMSTERDAM, 17 feb. De stoep der schaamte, Ome Jan, de lommerd. De bijnamen voor de Stadsbank van Lening zijn eeuwenoud. In het pand tussen de Oudezijds Voorburgwal en de Nes komen al sinds 1614 mensen hun bezittingen verpanden in ruil voor contant geld. De bankloketten zijn inmiddels gemoderniseerd, maar de handeling is nog altijd hetzelfde. Alles wat je onder je arm kunt meenemen en een vaste waarde vertegenwoordigd kan worden ‘beleend’. En op vertoon van legitimatie kan iedereen boven de achttien kan er terecht. Van prins Willem van Oranje, die ooit zijn zilveren servies beleende omdat hij blut was na een veldtocht, tot de alcoholist die zijn verslaving moet bekostigen met de erfstukken van opa.
Boven de ingang aan de Oudezijds Voorburgwal staat in gouden letters: ‘Hebt gy noch geld, noch goed, gaa deeze deur voorby. Hebt gy ’t laatste, en mist gy ’t eerste, kom by my.’ De bank werd bijna 400 jaar geleden opgericht om de woekerrentes van kleine banken tegen te gaan. Nog steeds is de bank eigendom van de gemeente en is de rente met 1,3 procent per maand aanzienlijk lager dan bij particuliere pandhuizen. Klanten kunnen er ter plekke hun spullen laten taxeren en ontvangen in ruil daarvoor contant geld en een pandbriefje. Binnen zes maanden kunnen ze hun eigendommen op vertoon van het briefje weer ophalen, tegen betaling van het geleende bedrag en de rente. In ruim negentig procent van de gevallen komt de eigenaar zijn onderpand weer ophalen. De rest wordt geveild.
De ingang van de bank zit aan de Nes. Rechts zijn de loketten, boven is de veilingzaal en links is de winkel ‘De Gouden Vondst’, waar sieraden en andere spullen die overblijven na de veiling worden verkocht. Het is druk op maandagmiddag. De elf loketten zijn allemaal in gebruik en in hoog tempo flitsen nummers voorbij op een scherm. De gemiddelde wachttijd is achttien minuten, vermeldt een ander scherm. Op de metalen bankjes zitten mensen van verschillende nationaliteiten te wachten. Plat Amsterdams wordt afgewisseld met Surinaams en Marokkaans. Ouders met kinderen bespreken luidruchtig hoeveel ze voor hun armband willen hebben, terwijl anderen in een hoekje zitten weggedoken.
Een meisje met een hoofddoek kijkt schichtig van het scherm naar het zakje in haar hand. Voorzichtig haalt ze er steeds dezelfde ketting uit, inspecteert hem en laat hem dan weer terugglijden. Na de derde keer staat ze op en loopt ze naar de uitgang. Haar nummertje verdwijnt in de prullenbak. Niemand let erop. Twee oudere mannen maken grappen over de drukte. ‘Het is de crisis hè, jammer dat je hier geen aandelen kan inruilen.’
Een dikke blonde vrouw van in de veertig kijkt teleurgesteld naar de man achter het loket. In de tas op haar rug zit een gitaar. ‘Ken dat hier niet?’, vraagt ze met een Amsterdams accent. De man legt uit dat alleen het filiaal op de Albert Cuypstraat nog ‘diversen’, zoals hij het noemt, aanneemt. Bij de andere vier filialen kunnen mensen alleen met sieraden terecht. Ze kijkt nog even naar de gouden ringen om haar vingers, maar besluit dan toch op pad te gaan naar de Albert Cuypstraat.
Afgelopen donderdag opende de bank een nieuw filiaal in Osdorp. De oude filialen in de Jordaan en bij het Leidseplein zijn vorig jaar gesloten. De andere drie vestigingen zitten in de Pijp en in de Bijlmer. ‘Vroeger zaten alle filialen in het centrum, in wat toen volksbuurten waren. Nu verhuizen we met onze klanten mee’, verklaart veilingmeester Henk Janson. Hij werkt al 35 jaar bij de Stadsbank en heeft de omzet zien toenemen van 20 miljoen gulden in 1975 tot 106 miljoen euro in 2008. ‘Omdat de bank geen winst mag maken, gaat elk positief resultaat naar de gemeente. In ruil daarvoor is de rente vorig jaar met 0,1 procent verlaagd, zodat ook de klanten ervan profiteren.’
Toch neemt het totaal aantal sieraden en goederen dat jaarlijks wordt verpand af. In 2008 waren er 121.000 ‘beleningen’, 2.900 minder dan in 2007. Janson wijt dit aan de hoge goudprijs. ‘Mensen krijgen meer geld voor hun sieraden, dus hoeven ze minder vaak te komen.’ De economische crisis heeft de Stadsbank volgens Janson nog geen extra klandizie opgeleverd. Hij verwacht wel dat het komende jaar meer mensen hun op afbetaling gekochte flatscreens en andere dure apparatuur komen verpanden. Het is volgens hem wachten op de eerste massaontslagen.
In de veilingzaal staat alles klaar voor de kijkdagen. Volgende week worden de spullen geveild die niet door de eigenaren zijn opgehaald. Muziekinstrumenten, vitrines vol sieraden, horloges. Spullen waarvan de emotionele waarde uiteindelijk niet opwoog tegen een elementaire levensbehoefte: geld.