De Amsterdamse haven groeide het afgelopen jaar met ruim 11 procent. Tegelijkertijd liggen er door de crisis meer schepen voor langere tijd aan wal. Het Zeemanshuis voor de zeelieden heeft het drukker dan ooit.
AMSTERDAM, 13 feb. – 139 meter lang. Groot, log en oranje. Het is Nora. Het schip ligt sinds 6 januari aan de ketting. De reder van Nora kon zijn schuldeisers niet langer betalen. Vorige week vloog de Filippijnse bemanning terug naar huis. Dat was pas nadat de internationale transportvakbond ITF het voor elkaar kreeg dat de reder van het schip de salarissen uitbetaalde, vertelt Leo Bersee van het Zeemanshuis in de Amsterdamse haven.
Ook het werk op de Vans Queen ligt stil. Het is een Roll on-roll off cargo ship: het schip verscheept auto’s. ‘When will you get new cargo?’ roept Bersee naar de eerste stuurman van het schip. De man haalt zijn schouders op. ‘De auto-industrie heeft het zwaar te verduren door de crisis. De Vans Queen wacht op autofabrikant Nissan voor een nieuwe opdracht,’ verduidelijkt Bersee.
Wat later staat de eerste stuurman van de Vans Queen aan de bar van het Zeemanshuis. Hij wil bij Bersee een telefoonkaart kopen om naar huis te bellen. Al drie weken ligt zijn schip in de Amsterdamse haven en de stuurman verwacht nog zeker twee weken te moeten wachten op een nieuwe lading. Hij komt elke dag in het Zeemanshuis. ‘Wat zou hij zonder moeten? schertst Bersee. Bijna elke haven heeft een zeemanshuis. Zeelieden kunnen er terecht voor een kop koffie, een biertje en vertier. Meestal voor twee of drie avonden tijdens het laden en lossen, maar in het geval van Nora en Vans Queen dus wekenlang.
De Amsterdamse haven is de vierde haven van Europa en blijft groeien, het afgelopen jaar met 11,6 procent. Toch gaat de crisis volgens Bersee niet aan de haven voorbij. ‘Hoe heftiger de crisis hoe drukker wij het krijgen met al die ‘werkloze’ schepen. Een paar maanden geleden kwamen hier nog zo’n twaalf zeelieden per avond, nu zijn het er standaard meer dan dertig.’
Bersee staat achter de bar van het Zeemanshuis. Rechts een tafelvoetbalspel, midden in de ruimte een tafeltennistafel. Maar de zeelieden lopen steevast naar de computerhoek met gratis internet. Bersee: ‘Als je een maand op zee bent geweest wil je niets liever dan je familie spreken.’ In 2005 staakte het Rijk de subsidie van het Zeemanshuis. Het bestuur streed bij de gemeente voor behoud, met succes. De Amsterdamse gemeente en de haven zijn de grootste subsidieschenkers, de rest komt van een aantal havenbedrijven.
Bersee (48) is één van de zes medewerkers van het Zeemanshuis. Woeste krullen komen onder zijn gele helm vandaan. Vanaf vier uur ’s middags rijdt hij met een busje naar binnengevaren boten. Met zijn grove kisten met stalen neuzen rent hij behendig de ladders naar het dek op. Elke boot krijgt een folder. Als de bemanning het telefoonnummer van het Zeemanshuis belt, pikt Bersee ze na zessen ’s avonds op.
Verder dan het Zeemanshuis komen de meeste zeelieden niet. ‘Van de twintig euro die ze in de stad zouden uitgeven, kan hun familie in de Filippijnen of in Syrië een maand leven,’ Bersee werkt nu acht jaar bij het zeemanshuis. Twintig jaar vaarde hij zelf op zee. De wereld, die wilde hij zien. Hij had al snel door dat je als zeeman alleen de havens ziet. Daarom ging hij in de Noordzee werken, waar hij schepen langs gasbooreilanden navigeerde. In zes weken tijd verdiende hij daar genoeg om de rest van het jaar door India te kunnen reizen.
Die keus heeft de tweede stuurman van het cacaoschip Amy C niet. Hij komt uit Oekraïne en heeft geluk, zegt hij. Hij kreeg deze baan, terwijl het hele land zucht en steunt onder de crisis. Of hij van het varen houdt? Nee, niet perse. Hij doet het puur voor het geld. Zijn vrouw ziet hij bijna niet. Vier maanden op zee en twee maanden thuis, dat is het ritme.
Ook de Filippijnse eerste stuurman van de Jo Tracer vaart voor het geld, al twintig jaar. Als eerste stuurman verdient hij ongeveer 2200 dollar per maand, dat is bijna 22 keer zoveel als een gemiddeld Filippijns maandsalaris, legt hij uit. Ook een matroos verdient acht keer zoveel als de gemiddelde Filippijn. Maar nu, na twintig jaar varen, vindt de stuurman het tijd voor een baan aan wal. Genoeg gespaard, dus wil hij zijn eigen bedrijfje beginnen. In wat, dat weet hij nog niet.