Emeritus hoogleraar Economie Arnold Heertje vindt dat het wel meevalt met de crisis. ‘Dit is niet het einde der tijden.’ Vrouwen en jongeren moeten ons uit de kredietcrisis helpen.
AMSTERDAM, 13 feb. – ‘Wat denk je? Een staande ovatie. Vier minuten lang. Twaalfhonderd mensen op dat festival in de polder. En het was niet om mij. Nee hoor, echt niet, het was om mijn boodschap.’
‘”Het is ver-schrik-ke-lijk,” zei ik daar. “Het consumentenvertrouwen is gedaald, u ziet, mensen worden ontslagen. Óh, wat vreselijk.” De kredietcrisis was nog niet eens zo manifest, toen. En ineens draaide ik het om: “Die crisis is een zégen! Geweldig toch, dat het consumentenvertrouwen daalt, het betekent dat mensen voorzichtig zijn. Dat we niet eens per drie jaar, maar eens per vier jaar een nieuwe auto kopen. En dat mensen doorhebben: het gaat om kwaliteit.”‘
Emeritus hoogleraar Arnold Heertje (1934) is best wat gewend. Economie gestudeerd en gedoceerd in Amsterdam, en er later in gepromoveerd, heeft hij tal van lezingen gehouden en een indrukwekkende bibliografie op zijn naam staan. Maar dat zíjn versie van het crisisverhaal zó zou aanslaan, hartje zomer, op een drukbezocht Lowlandsterrein, deed hem versteld staan.
‘Hier gebeurt iets, dacht ik. Er is iets aan de hand in de samenleving. Als ál die jongeren klappen, is dat omdat ze iets herkennen. Zij weten zelf niet waarom, maar voelen dat ze iets anders willen. En, wist ik, dat betekent ook dat ze eraan willen meewerken.’
Vandaag spreekt hij op het Business for Climate Event, in Amsterdam. Geschikt publiek voor een spreker die Climate bejubelt en graag ziet dat Business een toontje lager zingt.
Heertje weet waar het aan schort. De crisis is het werk van haantjes. ‘Mannenwerk’, vindt hij, ‘resultaat van een jarenlang wie-heeft-de-grootste.’ Vrouwen reageren op crisis door kennis te mobiliseren, door vragen te stellen. Mannen stellen geen vragen – dan gaan ze af. Zij reageren door te monopoliseren, hun territorium af te bakenen. Die vrouwenhouding hebben we nu héél hard nodig. ‘Een slag van kwantiteit naar kwaliteit.’ Niet alleen vrouwen, ook jongeren mogen zich met de crisis bemoeien: jongeren die anders nadenken dan de vorige generatie.
Bij vlagen is onduidelijk of Heertje zijn opvattingen aandikt en etaleert
– en de crisis bagatelliseert – of écht van mening is dat het allemaal wel meevalt. Maar hij is wel degelijk serieus. ‘Er zijn ernstige problemen, mensen worden ontslagen, verliezen hun vermogens, dat weet ik ook. Maar ál die problemen zijn ondergeschikt aan de klimaatcrisis, een cruciaal overlevingsprobleem.’ Toch biedt de crisis volgens Heertje ook kansen: om te innoveren, te investeren. ‘Die ontslagen zijn nú heel vervelend, maar al die mensen kun je inschakelen in andere situaties.’
In de hel en verdoemenis die van alle kanten gepredikt wordt, kan Heertje zich niet vinden. Een daling in het consumentenvertrouwen is juist een ‘enorme plus’, vindt hij. ‘In Amerika wordt ongelooflijk veel geld uitgegeven. Dat geld hebben de Amerikanen niet, dus gaan ze bijdrukken. Nieuw geld, niet uit besparingen. Een daling in het consumentenvertrouwen is slecht, horen we dan, want de consument moet blijven besteden. Nee, zeg ik, de consument moet een stap terug doen. Ophouden met die creditcard! Minder schulden maken, meer sparen.’
Zijn prediking geldt niet alleen Amerika, maar ook Europa. ‘Afremmen van de consumptiegroei is prima. Het betekent dat we minder vaak een auto kopen, minder vaak een wasmachine en minder luxe versieringen aanschaffen. Waar het om gaat, is dat mensen zien dat als ze minder consumeren, ze in de immateriële sfeer veel winnen. Dat er gelet wordt op luchtkwaliteit, dat de files afnemen, dat natuur en milieu baat hebben bij een consumptiedaling. Tastbare resultaten, dát verband moeten mensen gaan zien.’
Een nieuw en positief geluid in barre tijden: door de kredietcrisis nemen de files af, mensen laat de auto vaker staan. En niet alleen het milieu profiteert van de crisis. ‘In de bouw hoor je ook ach-en-wee, er zijn minder opdrachten. Búitengewoon positief’, vindt Heertje. ‘Omdat er maar wordt doorgebouwd – en nooit de vraag wordt gesteld wat bouwen betekent voor de omgeving, de natuur en de leefbaarheid.’
Goed is ook dat er meer aandacht komt voor de finale consument en daarvan is Heertje voorstander. ‘We bouwen nu, niet om in de behoeften van mensen te voorzien, maar in die van de projectontwikkelaar. Díé wil graag een kantoorgebouw neerzetten – met marmer, en weet ik wat. En of daar ín dat kantoor dan iemand gaat zitten, dat zal die projectontwikkelaar een zorg zijn.’
Navelstaarderij, vindt u? ‘Zo zou je het kunnen zeggen. Dat we wegen aanleggen, op plaatsen waar het niet nodig is. Dat we bedrijventerreinen creëren – we konden ook oude terreinen opschonen, maar nee, we maken nieuwe. Daar heb je die mannelijkheid weer. Groter maken, uitbreiden. Dat móet dus niet.’
Staat Heertje op eenzame hoogte in zijn positieve visie op de crisis, of is hij een roepende in de woestijn? De hedendaagse economische visie is toch ergens op gebaseerd? Heertje verwijt de economen dat ze de welvaartstheorie te smal interpreteren. ‘Hoe harder we groeien, hoe meer welvaart – dat is dus niet waar!’ Welvaart wordt de laatste jaren vooral monetair uitgedrukt. In termen van groei, inkomen, mooie consumptiegoederen.’
‘Maar wat zien we? Als de groei afneemt, dán krijgen we dingen die positief zijn. Minder files, minder luchtvervuiling. Ook dat draagt bij aan welvaart, maar omdat het niet in geld is uit te drukken, telt het in het welvaartsbegrip niet mee. We moeten het welvaartsbegrip ruimer nemen, daar pleit ik voor.’ Maar niet te ruim, want volgens Heertje strekt de welvaart niet tot tussen de lakens. ‘Goede seks is geen zaak voor economen.’
Massaal stevenen we af op de zondvloed. Net als Noach heeft Heertje vertrouwen. ‘Ja, financieel is er sprake van een zondvloed, zo zou je kunnen zeggen. In Amerika gebeurt iets, dat spreidt zich uit over de hele wereld en niemand ziet kans om de stromen tegen te houden. Het is mijn grote geluk om er overheen te durven kijken.’
Wat ziet u allemaal?
‘Dat dit niet het einde der tijden is. Maar dan moeten we wel zien wat onze échte problemen zijn. En niet denken dat die met de kredietcrisis te maken hebben.’