Een t-shirtje voor een euro is bij de Aldi of de Lidl geen uitzondering. Dat is mooi meegenomen, vooral nu je de economische crisis in je portemonnee begint te voelen. Maar wat als degene die het t-shirt maakt maar één euro per dag verdient?
Amsterdam, 13 feb. Arbeiders die kleding maken voor supermarktketens Aldi en Lidl krijgen te weinig betaald om van te leven. Dat schrijft de Amsterdamse non-profit organisatie Schone Kleren Kampagne (SKK) in haar onderzoeksrapport Cashing In. In opdracht van SKK interviewden vier onderzoeksorganisaties 440 werknemers van dertig leveranciers van prijsvechters Lidl, Aldi, Walmart, Carrefour en Tesco. Het onderzoek is gedaan in Sri Lanka, India, Bangladesh en Thailand.
Volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens hebben arbeiders recht op een inkomen dat voorziet in hun basisbehoeften en die van hun families. Het inkomen van werknemers van de bedrijven die kleding leveren aan de Aldi en de Lidl is te laag om aan dat recht te voldoen. Volgens SKK ontvangen werknemers van bedrijven in Bangladesh een loon van 13,50 tot 24 euro per maand. Zij hebben 48 euro per maand nodig om eten te kopen en woonruimte te betalen.
Eén van de Aldi-leveranciers in Bangladesh betaalde zijn werknemers minder dan het wettelijke minimumloon van 17 euro. De overige bedrijven betaalden hun werknemers het minimumloon of net iets meer. Zelfs met de vele uren die de meeste arbeiders overwerken is dat te weinig om van rond te komen. Overwerkuren worden vaak niet of slechts gedeeltelijk uitbetaald. In Bangladesh werken arbeiders minstens zestig uur per week. Bij vier van de tien in dat land onderzochte bedrijven was de gemiddelde werkweek zelfs langer dan tachtig uur.
Veel van de ondervraagde arbeiders weten niet dat ze het recht hebben zich te organiseren in vakbonden. Als ze dat recht wel kennen en er gebruik van maken, worden ze tegengewerkt door bedrijfsleiders of de overheid. Volgens de Internationale Confederatie der Vakbonden (ETUC) werden in 2007 vakbondsleden in Azië ontslagen, bedreigd, in elkaar geslagen, gearresteerd en in enkele gevallen zelfs vermoord.
De lage lonen en de slechte werkomstandigheden zijn volgens SKK onder andere het gevolg van de lage inkoopprijzen die de supermarkten hanteren. Door hun grote marktdeel kunnen Aldi en Lidl lage prijzen afdwingen bij leveranciers. Die worden daardoor gedwongen zo goedkoop mogelijk te produceren. ‘En dat terwijl de jaaromzet van supermarktketens als Lidl en Aldi een tweevoud is van het bruto nationaal product van landen als Sri Lanka’, zegt Marieke Eyskoot van SKK.
SKK wil dat de stuntsupers bij het bepalen van hun inkoopprijzen rekening houden met de gevolgen voor de werknemers van hun leveranciers. Daarvoor moeten ze een strenge gedragscode aannemen en die ook echt toepassen. Volgens onderzoeker Dominic Kloos van het bij het rapport betrokken Südwind Institut hebben veel bedrijven wel een gedragscode, maar passen ze die niet consequent toe in de organisatie.
Eyskoot bevestigt dat. ‘Bedrijven hebben vaak zelfs een Corporate Social Responsibility afdeling. Maar als die niet communiceert met de afdeling inkoop, heeft het weinig zin.’ SSK wil daarom dat Lidl en Aldi deelnemen aan een multistakeholderinitiatief. Dat betekent dat non-profit organisaties en bedrijven samen kijken hoe ze de werkomstandigheden in productielanden kunnen verbeteren en daar ook gezamenlijk beslissingen over nemen. Voorbeelden van multistakeholderinitiatieven zijn het Engelse Ethical Trading Initiative en de Nederlandse Fair Wear Foundation.
Woordvoerder van Lidl Nederland Cees Verkerk wil niet inhoudelijk op het rapport ingaan, maar wil wel kwijt dat Lidl ‘in tegenstelling tot andere ondernemingen’ de ‘sociale niveaus’ in fabrieken betrekt bij de ‘inkoopbesluitvorming’. Lidl is lid van het Business Social Compliance Initiative (BSCI). BSCI is een samenwerkingverband waarin bedrijven de resultaten van controles op werkomstandigheden met elkaar delen. Deze controles worden gedaan door onafhankelijke onderzoeksinstellingen. Daarnaast zegt Lidl 1,3 miljoen euro te stoppen in een pilotproject ter verbetering van werkomstandigheden in samenwerking met de Duitse overheid en 34 producenten.
Directeur van Aldi Nederland Piet Vink zegt het rapport niet gelezen te hebben. Volgens Vink is in de media het idee ontstaan dat ‘bij Aldi aangestuurd wordt op misbruik van werknemers in productielanden.’ Dat noemt hij ‘onzin’. Bij Aldi is geen leverancier bekend die werknemers minder uitbetaald dan het minimum loon. ‘We hebben strikte richtlijnen. Wanneer we zaken tegenkomen die tegen die richtlijnen indruisen verbreken we het contract met de leverancier.’ Uitsluiten dat leveranciers van Aldi minder uitbetalen dan het minimumloon, kan Vink niet. Maar daar is Aldi volgens Vink dan in ieder geval niet van op de hoogte.
Eyskoot is niet onder de indruk van de verklaringen van Lidl en Aldi. ‘Dat samenwerkingsverband BSCI werkt niet, dat blijkt uit ons rapport. Het is een samenwerkingverband tussen bedrijven, er zijn geen non-profit organisaties en vakbonden bij betrokken.’ De samenwerking is volgens Eyskoot vooral bedoeld om controles te delen en daarmee kosten te besparen. ‘Daar is niks mis mee. Als de controles maar goed uitgevoerd worden. Als je de arbeiders zelf niet bij de controles betrekt, gaat dat niet lukken.’ SKK wil dat Aldi en Lidl betere controles laten doen door daar arbeidersinterviews en goede klachtenprocedures in op te nemen. Bedrijven zouden bovendien open moeten zijn over wie hun leveranciers zijn.
SKK geeft in haar rapport naast aanbevelingen voor het bedrijfsleven ook aanbevelingen voor de overheid. De consument komt in het hele verhaal niet voor. SKK wil niet dat consumenten stoppen met kleding kopen bij Aldi en Lidl. ‘Dan hebben die arbeiders helemaal geen inkomen meer’, zegt Eyskoot. Maar wat kunnen consumenten dan beter doen, kleding kopen van één van de winkels die wel meewerken aan een multistakeholderinitiatief of toch maar bij de stuntsupers?
‘Dat is een duivels dilemma. Allebei, denk ik. Maar als ik een t-shirt bij de Aldi zou kopen, zou ik wel vragen waar het vandaan komt. En onder welke omstandigheden het is geproduceerd. Zo ontstaat er een bewustzijn bij de werknemers en uiteindelijk ook de managers van de supermarkten dat klanten het belangrijk vinden of de kleding die ze kopen wel schoon is.’