Permanente uitverkoop en het faillissement voor de deur. Winkeliers in winkelcentrum Kraaiennest in de Amsterdamse Bijlmer proberen al jaren het hoofd boven water te houden. Door de sloop van flats blijven de klanten weg en het beloofde nieuwe winkelcentrum is er na zes jaar nog steeds niet.
AMSTERDAM, 11 feb. Vroeger kwam Ökkes Tuzkapan (48) om half acht naar zijn winkel om de nieuwe modellen schoenen uit te pakken. Dat moest wel want om stipt elf uur stonden de klanten voor de deur. Het winkelcentrum was druk en gezellig, altijd geroezemoes. Iedere winter liepen de inkomsten iets terug, maar rond april trok dat weer bij. Dit keer niet. ‘We zitten nog steeds in de winter van 2004.’
Tuzkapan zit aan een houten tafel achter de toonbank van zijn schoenenwinkel in winkelcentrum Kraaiennest in de Bijlmer. De winkel heeft hij sinds 2001. Langs de zijkanten staan rekken met laarzen, in het midden een aantal houten tafels vol gekleurde pumps. ‘Vroeger’, begint hij, ‘vroeger als een klant iets wilde, had ik het de volgende dag in huis. Zo werkte ik. Door gebrek aan geld heb ik nu al vier jaar geen nieuwe voorraad kunnen inslaan. Ik hoor de mensen in mijn winkel opmerkingen maken, ze vinden het raar dat ik maat 40 niet meer heb.’
Buiten de glazen ruiten van zijn winkel ligt het winkelcentrum er verlaten bij. Steeds meer winkeliers trekken weg, gaan failliet of houden permanente uitverkoop om het hoofd boven water te houden. De klanten blijven weg nadat in 2004 vier flatgebouwen werden gesloopt in de omgeving. De beloofde nieuwbouw loopt vertraging op. ‘Met het verdwijnen van die flats zijn we bijna negenduizend potentiële klanten kwijtgeraakt.’ Ook zou er een nieuw winkelcentrum komen, even verderop, dat in 2003 zou open gaan. Het plan was dat de winkeliers daarheen zouden verhuizen. ‘Maar dat staat nu pas voor 2013 gepland’, vertelt Tuzkapan.
In 2003 besloot het stadsdeel Zuidoost de samenwerking met de vorige eigenaar van het winkelcentrum, Coriander Real Estate, te verbreken. Dit omdat de vastgoedbeheerder de plannen voor een nieuw winkelcentrum en nieuwbouw steeds uitstelde. Sinds 2006 is De Principaal, de projectontwikkelaar van woonstichting De Key, de nieuwe eigenaar en in oktober 2008 is de bouw van het nieuwe winkelcentrum begonnen. Volgens de planning zal dit centrum in 2013 klaar zijn.
Een jonge bezorger met petje komt binnen met een pakketje. ‘Gaat die nog wel eens open?’, hij wijst naar de brillenzaak tegenover. ‘Hij zit met griep thuis’, zegt Tuzkapan. ‘Geef maar hier, ik zorg dat hij het krijgt.’ Hij krabbelt iets op het blaadje dat de jongen hem voorhoudt. ‘Hij is vaak ziek, dan blijft hij gewoon thuis en laat de winkel dicht. Normaal kan dat niet, maar hier, ach waarom niet?’ Zelf heeft Tuzkapan ook last van zijn gezondheid door alle kopzorgen. Hij heeft hartfilmpjes laten maken omdat hij het steeds vaker benauwd kreeg. ‘Ik moet het me niet zo aantrekken, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.’ Voorheen had hij een omzet van 2,5 tot 3 ton per jaar en twee mensen in dienst. ‘Nu ben ik blij als ik 250 euro per week verdien.’ Vier keer in de week werkt hij ’s avonds bij een postorderbedrijf. Hij heeft vier kinderen, er moet toch brood op de plank komen, vertelt hij.
Een wandeling door het winkelcentrum geeft een troosteloze indruk. ‘Halve prijs, faillissement dreigt’, staat er op kartonnen borden geplakt op de winkelruiten. Veel ruimtes zijn leeg. Donkere gaten. De slijterij en snoepwinkel zijn sinds een half jaar dicht. Alleen bij de kleine Albert Heijn is het druk.
Daar, tegenover de Albert Heijn, heeft Jos Vincken (59) sinds 1981 zijn winkeltje. Hij is sleutelmaker en heeft zich opgeworpen als de woordvoerder van de winkeliers. ‘Er werd in 2003 gezegd dat de afbraak van de flats geleidelijk zou gebeuren zodat we er niet te veel van zouden merken. Maar het is allemaal in één keer gesloopt. De gemeente beweert dat er nu weer evenveel mensen wonen als voorheen. Maar dan tellen ze bouwplannen mee die nog niet eens zijn gerealiseerd.’ De winkeliers hebben hun boekhouding ingeleverd bij de gemeente om de ernst van de situatie te laten zien. ‘Maar daar hoor je niets op terug.’
Vaak horen de winkeliers van de gemeente; waarom ben je dan niet weggegaan als het zo slecht is? ‘Onbegrijpelijk’, Vincken maakt drukke gebaren met zijn handen. ‘Waarheen? Met welk geld? Ik ben zestig jaar, dit is fysiek zwaar werk, ik kan niet zomaar even een nieuwe zaak opzetten.’ Hij veegt zijn handen af aan zijn schort. ‘Ze vroegen aan ons om de boel hier levendig te houden in afwachting van het nieuwe centrum en achteraf zeggen ze: dan had je maar weg moeten gaan.’
Een paar klanten zijn vanmiddag de schoenenwinkel binnengestapt maar niemand heeft iets gekocht. ‘Mijn droom is om ondernemer te blijven’, zegt Tuzkapan. ‘Het liefst in het nieuwe centrum. Maar mijn geld is op. Ik kan die investering niet opbrengen. Het is gewoon te laat.’