Afgelopen week werd bekend dat de Kolenkitbuurt in het Amsterdamse Bos en Lommer de slechtste wijk van het land is. Het doet vermoeden dat je er het best maar weg kan blijven. Een middagje in de slechtste buurt van Nederland.
AMSTERDAM – 11 feb. Hemelsbreed woon ik op slechts twee kilometer afstand van de slechtste buurt van het land: de Kolenkitbuurt in Amsterdam West. Tram 7 brengt me er in een klein kwartier naartoe. Toch heb ik nooit eerder een stap gezet in de wijk die aanvoerder is van het lang geheim gehouden probleemwijkenlijstje van oud-minister Ella Vogelaar. Bijna negentig procent van de bewoners is er allochtoon, een derde leeft op bijstandsniveau, de helft van de kinderen groeit op in een arm gezin en twintig procent is werkloos. Er is een grote taalachterstand en mensen voelen zich er onveilig. Ik ben benieuwd.
Voorbij de ring A10, aan de Bos en Lommerweg waar de buurtgrens ligt, voelt het kouder dan aan de andere kant van de snelweg. ‘Tja, dat heb je in de slechtste buurt van Nederland. Daar is het koud’, grapt Tarik (30) als ik een theehuis aan de Wiltzanghlaan binnenloop. Vier tafels zijn bezet, Tarik en leeftijdsgenoot Saïd zijn de jongsten vandaag. In hun jeans en nikes onderscheiden zij zich van de thee drinkende, soms in djellaba geklede mannen in het café. Kolenkit de slechtste buurt? ‘Bullshit’, volgens de jonge mannen. Tarik woont al 23 jaar in de wijk, Saïd is er geboren. Beide zijn van Marokkaanse afkomst en behoren tot de zogenoemde tweede generatie. ‘Natuurlijk zijn er problemen, maar het wordt enorm opgeblazen.’ Stoer en met pretogen staan ze me te woord. ‘Jij vraagt mij of ik zou willen verhuizen? Natuurlijk! Een tropisch eiland lijkt me wel wat.’
‘Waren jullie vroeger van die gevreesde hangjongeren?’, vraag ik ze voorzichtig vanachter mijn kop Marokkaanse thee. Ze lachen hard. ‘Laat ik zeggen dat het voor mijn kinderen moeilijker zal zijn te liegen over wat ze uitspoken’, zegt Tarik. ‘Ik ken de trucjes. Mijn ouders hadden echt geen idee.’ Hij denkt dat de jongeren van nu erger zijn dan in zijn tijd. ‘Ze zijn harder geworden, net als de maatschappij waarin zij opgroeien. Geloof me, de volgende generatie gaat nog meer problemen geven.’ Zijn telefoon gaat, hij moet gaan, de kinderen van school halen.
Het is makkelijk verdwalen in de Kolenkitbuurt die ingeklemd ligt tussen het spoor en de ringweg A10. De straten hebben een monotone uitstraling: jaren vijftig bouw, vier hoog met klein balkon, rechttoe rechtaan en schotels aan de muur. Ik versnel soms mijn pas om een buurtbewoner te benaderen. Het taalprobleem in de buurt wordt me snel duidelijk. Met een verontschuldigende glimlach beantwoorden veel bewoners de vragen die ik op ze afvuur. Uit een relaas van een wat oudere Marokkaanse man maak ik op dat hij boos is op de gemeente vanwege een parkeerboete. We delen mijn paraplu, ik knik ja en doe alsof ik het begrijp.
‘Onder de snelweg door, eerste links, tegenover supermarkt Lidl.’ Daar werkt Saïd Bensellam, initiator van Stichting Karam / Connect en Amsterdammer van het jaar in 2006. De stichting zamelt medische spullen in voor Marokko en heeft buurthuizen voor Marokkaanse jongeren, hun vaders en binnenkort ook voor hun moeders. Al drie keer eerder vandaag is zijn naam gevallen.
´Grote broer´ van de buurt Bensellam huist in een immens groot en grijs kantoorgebouw. Wat vertwijfeld sta ik voor een dichte schuifdeur. Een oude knalgele ambulance staat met ronkende motor voor de deur. ‘Die gaat vanavond naar Marokko waar ie zo nog een paar jaar dienst kan doen.’ De motor moet een dagje warm draaien, anders redt ie het misschien niet zover. Ik vraag de man naar Bensallem. Hij maant me binnen te komen, naar de ruimte waar de buurtvaders bijeen zijn voor overleg. Ik krijg een mobiel aan mijn oor. ‘Met Saïd, ik ben er over een uurtje.’ De Buurtvaders gaan naar boven voor het middaggebed, ik blijf alleen achter in de grote kamer met Arabische posters, pool- en tafelvoetbaltafels.
Drie binnengedruppelde jongens op kekke sportschoenen in glimmende jassen waren gisteren nog op tv. Tegen het RTL nieuws zeiden ze het maar onzin te vinden dat de Kolenkit ’s lands slechtste buurt is. Ze liggen er niet wakker van. De twintigjarige ROC studenten zijn bijna klaar met school en bespreken hun toekomstplannen tijdens een potje pool. Een eigen kledingwinkel of de makelaardij- is daar een school voor mevrouw? – zijn favoriet.
Daar is Bensallem. Een sterke man in joggingpak met een doordringende blik. Hij is een beetje de held van de buurt. Maar dat wuift hij weg. Hij is blij met het stempel slechtste buurt van Nederland. ‘We krijgen nu veel aandacht, het zet ons in de schijnwerpers, en dat is goed. Had jij de moeite genomen hier rond te lopen als we op nummer zoveel stonden?’ Ik vraag hem wat hij van de buurt vindt. Ook die ketst hij terug. ‘Het gaat om jouw ervaring. Wat vind jij van de buurt?’ ´Gastvrij, toch wel´, mompel ik.
Reacties zijn gesloten