Etnische verschillen liggen niet ten grondslag aan het conflict in Congo. De strijd om waardevolle grondstoffen, zoals coltan en diamant, en mislukte democratisering zijn de belangrijkste brandstof voor het conflict. Dat stelden Jan Pronk en Alphonse Muambi tijdens een debatavond in De Balie.
AMSTERDAM, 11 feb. In debatcentrum De Balie in Amsterdam vond afgelopen maandag de themadag Kracht van Congo plaats. Oud-minister Jan Pronk, schrijfster Lieve Joris en Alphonse Muambi, in 1994 vanuit Congo naar Nederland gevlucht, gingen in debat over de mogelijkheden van het door oorlog getergde land.
Congo kent een grote mate van instabiliteit en geweld. Sinds in 1997 de Derde Republiek van Congo werd opgericht zijn 4 miljoen mensen gevlucht als gevolg van de interne conflicten. 4,5 miljoen Congolezen zijn omgekomen, ook door de indirecte gevolgen van de conflicten, zoals armoede en ziekten. Congo is bekend om zijn rebellenlegers, waarvoor tienduizenden kinderen als strijders gerekruteerd zijn.
Jan Pronk is pessimistisch over de toekomst van de voormalige Belgische kolonie. Volgens hem zal Congo van alle Afrikaanse landen nog de meeste moeite hebben om ooit één natiestaat te worden. Muambi sluit daarbij aan: `Congo zal nooit met rust gelaten worden vanwege zijn grondstoffen, zoals coltan, tin, koper en diamant.’ Met name coltan is een belangrijke grondstof voor Congo, maar ook wereldwijd: in elk mobieltje en laptop is het metaal terug te vinden. De wereldeconomie verbruikt jaarlijks 3500 ton coltan. Driekwart komt uit Australië, Canada en Brazilië. Congo is de vierde producent ter wereld, maar in de ondergrond zit mogelijk driekwart van de wereldvoorraad. In plaats dat het metaal Congo welvaart brengt, betaalt het land een hoge prijs: een bloederige strijd om het bezit van en controle over de grond waar coltan te vinden is. Pronk noemt het een utopie dat de opbrengsten van de handel in coltan en de andere waardevolle grondstoffen ooit terecht zullen komen bij de Congolese bevolking. Volgens Muambi is dit wat het conflict in Congo voedt. ‘Het is dan ook geen etnisch conflict, zoals men in het Westen denkt.’
Muambi stelt dat democratie niet werkt voor Congo. Het afgelopen decennium is er weinig van democratie terecht gekomen. ‘Democratie kun je niet eten. Democratie in Congo wordt door zowel het Westen als veel Congolezen als doel gezien, en niet als middel om tot stabiliteit en welvaart te komen.’ Pronk vult aan: ‘Het Westen heeft geprobeerd Congo twee dingen op te leggen: de vrije markt, ten gunste van het Westen, en verkiezingen. Beide hebben niets met democratie te maken. Door opgelegde verkiezingen in een land als Congo worden bestaande etnische tegenstellingen uitvergroot.’ Volgens Pronk zou Congo er goed aan doen om op dit moment zowel de ‘vrije’ markt als de verkiezingen aan de kant te zetten.
Joris, die drie boeken over Congo schreef, brengt in dat Congo getuigen nodig heeft. Het is volgens de schrijfster gevaarlijk wanneer het Westen niet weet wat er gebeurt in het land. Zonder getuigen kunnen moordenaars, verkrachters en uitbuiters ongestraft hun gang gaan. Muambi stelt dat onder de aanwezigheid van de troepen van de Verenigde Naties verkrachting, roof en moord onverminderd door zijn gegaan. ‘VN, blijf maar voor de show. Blijf maar om de lijken te tellen, het aantal kindsoldaten te rapporteren en verkrachtingen te turven.’ Volgens Muambi zou de één miljard per jaar, de kosten voor de VN-macht in Congo, in tijden van economische crisis beter aan het Westen besteed zijn.
Voordat Muambi maandag zijn boek Democratie kun je niet eten over de mislukte Congolese verkiezingen in 2006 presenteerde, moest hem nog één ding van het hart: ‘Ontwikkelingshulp is niet een recht dat Afrikanen hebben. Het is niet de hulp waar Congo aanspraak op moet maken. Congo moet aanspraak maken op haar grondstoffen.’
Reacties zijn gesloten