'Geen mooie schoenen, geen seks'

Ook in de vrieskou cruisen homo’s in de Rozentuin. Noem-me-maar Hans heeft al veertig jaar seks in het Vondelpark.  

AMSTERDAM, 6 feb. ‘Als ik in het Vondelpark boodschappen doe, kom ik voor fastfood. Want ik eet het hier op.’ Hans is goed ingepakt tegen de kou. Over zijn petje draagt hij een zwarte muts. Zijn dikke jas en broek zien er gewoontjes uit, bijna shabby. Alleen het dikke zwarte designer montuur van zijn bril verraad dat hij een welgestelde inwoner van Oud-Zuid is.

Hans komt hier al bijna veertig jaar. Zijn eerste seksuele contact, ‘snackje’, had hij op zijn twaalfde. ‘Daar!’ Hij wijst naar de bosjes tien meter verderop. ‘Het was met een oudere Engelsman en echt reuze spannend. Ik keek er blijkbaar raar bij, want na afloop vroeg hij: are you sick?’
 
In de loop der jaren had hij een heleboel ‘vriendjes’: lange relaties en kortstondige contacten. Hij ‘ging’ ook een tijdje met een telg van de Brenninkmeijers maar die is uiteindelijk getrouwd omdat homoseksualiteit in zijn kringen niet geaccepteerd werd. Dat merkte Hans als jongen thuis ook. ‘Mijn vader probeerde het eruit te slaan. Ik heb alle hoeken van het huis gezien. En het was een groot huis. Misschien ben ik daarom wel ontwerper geworden.’

Hans heeft momenteel geen relatie, daarom is hij hier. Voor de seks. Seks die hij toch ook in een homobar in de Reguliersdwarsstraat zou kunnen vinden? ‘Wat moet ik daar? Dat is toch niks joh, die blije verwijfde nichten!’ Hij neemt stevige halen van zijn Gauloises. Echte Gauloises; het soort dat Jacques Brel rookte.
 
Als Hans scoort dan gaat dat snel. Hij kijkt of iemand hem bevalt en gaat tot actie over. Geen woorden, maar daden. ‘Als je begint te praten dan is de spanning eraf.’ Maar hij doet het niet met iedereen. ‘Dat doe jij toch ook niet?’ Voor Hans zit aantrekkingskracht vooral in schoenen. Het is de ontwerper in hem. ‘Schoenen zeggen heel veel over iemand. Geen mooie schoenen, geen seks.’
 
Ondertussen lopen er meerdere mannen voorbij. Op vijf meter afstand blijft een wat sullige man met een wit linnen tasje ons een paar minuten gade slaan. Daarna begint hij weer rondjes door de tuin te lopen. Een allochtone man verstopt zich in de capuchon van zijn grote zwarte jas. Hij loopt tot twee keer toe achter ons langs, maar zegt niets.

‘Het is de laatste tijd rustiger hier. Dat komt door de verbouwing, dat vinden nichten niks. Je hebt toch helemaal geen zin om eerst over een hek te klimmen voor je aan de slag kan.’ Hans wijst naar een afgesloten bruggetje. ‘Kijk, dat is ook vervelend, minder vluchtwegen. Daarom gaan veel nichten nu naar andere plekken zoals de Nieuwe Meer.’

Hans voelt zich nog steeds veilig op de homo-ontmoetingsplaats, ook al blijkt uit cijfers van de politie Amsterdam dat het geweld tegen homo’s toeneemt. ‘De sociale controle is goed en de politie gè-wèl-dig!. ‘Als er iets gebeurt, is er altijd iemand die snel 112 belt. Dan komt de politie meteen. Zie je die potenrammers rennen.’

Eén keer had Hans een slechte ervaring, tien jaar geleden. Hij hoorde vlakbij een gil en snelde er naar toe. Een homo werd aangevallen door een andere man. Hij dacht het wel even te sussen, maar voor hij het wist lag hij in de bosjes. De belager ging er vandoor. ‘Ik wilde met die jongen aangifte doen, maar hij was doodsbang.’ Dus ging hij zelf naar het politiebureau waar ze hem een smoelenboek van criminelen lieten zien. ‘Ik zei: heb je geen schoenenboek, want aan zijn schoenen herken ik hem zeker.’

Vanwege privacy-overwegingen is de naam van Hans gefingeerd.

Reacties zijn gesloten