Amsterdam Rauw: een serie over wakker Amsterdam. Op zoek naar eigenzinnigheid waar de betutteling geen grip op krijgt. Vandaag lekker spacen in de kerk van Ruigoord.
AMSTERDAM – 4 feb. ‘Wij hebben bommetjes MDMA’, zegt I door de telefoon. ‘Zullen we op jullie wachten?’ Op de achtergrond hoor ik luide muziek. T en ik zijn in een logge bus zonder verwarming op weg naar Ruigoord. We zijn er bijna. We zoeven door het surrealistische industrielandschap in het Westelijk havengebied van Amsterdam. Een enorme schoorsteen blaast witte rookpluimen uit, die scherp afsteken tegen de koude, zwarte hemel. In de verte doemt Ruigoord op. De kerktoren van het in de jaren ’70 gekraakte kunstenaarsdorp is verlicht. Deze vroege zondagochtend 1 februari, gaan we dansen op Goa-trance, psychedelische elektronica uit de hippietijd. Lekker spacen in de kerk.
De beat dreunt door de zware, houten deur. Er staat geen priester voor, maar een portier in een zwart bomberjack. Binnen zien we I en C. Ze bewegen uitbundig op de muziek. We krijgen een kus, een omhelzing, nog een omhelzing. C ontsteekt in een lofzang op de print van haar eigen T-shirt. Ze lacht en verdwijnt weer in de menigte. ‘Ik geloof niet dat ze op ons gewacht hebben’, zegt T, terwijl we naar de bar lopen. Daar zit een man met een zwarte paardenstaart in een rolstoel. Hij komt niet met zijn hoofd boven de bar uit, maar fotografeert van onderaf een vaas bloemen. Een man met één been kijkt toe. Zijn stompje rust op een kruk.
We bewegen verder door de dansende mensen in de richting van de DJ. Die staat op de plek waar ooit een spreekgestoelte moet hebben gestaan. Rechts boven de draaitafel torent een Mariabeeld boven de massa uit. Het herinnert aan de tijd dat deze kerk een plek van rust en bezinning was. Zeker op een vroege zondagochtend als deze. Niets doet daar nu aan denken. Op de wanden worden bewegende beelden geprojecteerd, die steeds van kleur verschieten. Glas-in-lood vensters trillen mee op het ritme uit de boxen. Af en toe komt er een vlaag wietlucht voorbij. Hoewel op de buitendeur een bordje hangt met de tekst “Binnen niet roken”, staat de ruimte blauw.
Naast me danst een jongen, ik ken hem niet. Er ligt een gelukzalige glimlach op zijn gezicht. ‘Wat ben je mooi’, zegt hij traag. Als ik in zijn ogen kijk, zie ik twee grote, ronde pupillen. Ik lach en loop verder. Een stukje verderop geeft een vrouw een show met een lichtgevende hoelahoep in regenboogkleuren. Haar gekleurde dreadlocks zwieren terwijl ze ronddraait. T en ik besluiten een kijkje te nemen in de Wc’s. Boven de wastafel schudden twee jongens net de inhoud van een klein envelopje in het kuiltje tussen hun duim en pols. ‘Even je neus afvegen, anders ben je net een clown’, grapt T als ze de deur uit willen lopen. Een van hen kijkt verdwaasd op en wrijft een keer met zijn mouw langs zijn neus. Weg zijn ze.
“Boe”, roepen mensen in koor op de dansvloer. “Boehoe”. De muziek is opgehouden. De vrouwelijke DJ duikt huilend weg achter haar computer. De techniek laat haar in de steek. Er vallen stiltes tussen de nummers. ‘Als de muziek er steeds mee ophoudt kom je niet in de juiste flow’, klaagt het meisje naast me. Een nieuwe DJ neemt het over. Het publiek is weer tevreden. Ik kijk nog eens omhoog. Daar staat Maria, met gevouwen handen. Haar hoofd is gebogen en ze houdt haar ogen gesloten. T volgt mijn blik. ‘In Ruigoord knijpt Maria altijd een oogje toe’, zegt hij.
Reacties zijn gesloten