De Turkse cartoonist Güneri Iço?lu tekende zichzelf in 1989 de gevangenis in. Nog steeds bedreigt de Turkse staat hem met rechtzaken en hoge boetes, “maar we blijven tekenen.” Gisteren was hij in Amsterdam voor de opening van een tentoonstelling van Turkse en Nederlandse spotprenten.
AMSTERDAM, 30 jan. – In het Persmuseum in Amsterdam werd gisteren de tentoonstelling ‘De verbeelding aan de macht’ geopend. Tijdens deze avond ging de cameraschuwe Turkse cartoonist Güneri Iço?lu in gesprek met zijn collega Jos Collignon over hun ervaringen in respectievelijk Turkije en Nederland. Icoglu zegt tegen een man in het publiek die het gesprek filmt: ‘Wil je me in de gevangenis hebben, nu ik voor de camera zeg dat Turkije nog lang niet klaar is voor de Europese Unie?’
Iço?lu belandde in 1989 al in de gevangenis vanwege een serie cartoons onder de titel ‘Ik zal niet zwijgen!’. Er was hem acht maanden cel opgelegd vanwege het beledigen van de Turkse identiteit, maar na een maand kwam hij vrij dankzij een kleinschalige amnestiecampagne. Collignon werd na publicatie van zijn spotprent over de wereldwijde rel rond de Deense cartoons met de dood bedreigd.
Güneri Iço?lu (1965) werd als student onderwezen door de invloedrijke Turkse striptekenaar O?uz Aral. Nu tekent Iço?lu onder andere voor LeMan, een Turks satirisch weekblad met een oplage van ongeveer 60.000. Al jarenlang wordt het blad door de overheid onder druk gezet door rechtzaken en hoge geldboetes.
Volgens Iço?lu is er de afgelopen twintig jaar nog niet veel veranderd in Turkije. Het is een “wonder” dat er nog steeds onafhankelijke kranten en bladen bestaan. Iço?lu haalt uit naar de cartoonisten die het systeem steunen. Wanneer cartoonisten voor een krant werken, kunnen ze nauwelijks kritisch zijn. De situatie vermoeit Iço?lu; de boetes, de angst voor vervolging door de overheid. Soms zelfs een jaar na de publicatie van een spotprent.
Onder de noemer van de ondermijning van veiligheid en de eenheid van de Turkse staat worden journalisten, uitgevers en ook cartoonisten kort gehouden. In 2008 liepen ongeveer 190 aanklachten tegen onder meer journalisten, cartoonisten en schrijvers wegens het omstreden artikel 301, waarin staat dat niemand de Turkse identiteit mag beledigen. ‘Dat zijn de omstandigheden waaronder we werken. Het is vooral moeilijk wanneer mensen in Turkije onze strijd niet begrijpen. Maar we blijven tekenen. En ondertussen spekken we de pot van premier Erdo?an.’
Collignon stelt dat in de harde omstandigheden waaronder de Turkse cartoonisten werken, het werk van een cartoonist het beste kan worden uitgevoerd. ‘Het zijn bij uitstek kritische politiek tekenaars.’ Volgens Collignon valt er uit de manier waarop in een land vrouwen en cartoonisten worden behandeld veel op te maken over de vrijheid in een land. Iço?lu beaamt dat cartoonisten veel risico lopen wanneer de persvrijheid onder druk staat: tekeningen worden door iedereen begrepen en zijn daarom een machtig instrument.
Iço?lu grapt tijdens de discussie dat hij terugverlangt naar de tijd dat je nog gewoon in de cel belande voor een controversiële cartoon. De boetes die de Turkse premier Erdo?an oplegt, zijn een flinke aanslag op het budget van onafhankelijke media zoals LeMan. Later komt hij hier op terug. ‘Ik vond het verschrikkelijk om vast te zitten.’ De laatste jaren komt in zijn tekeningen een meer indirecte strijd tegen de Turkse overheid en samenleving naar voren.
Zo ontwikkelde hij het populaire karakter Gönül Adami, Man van het Hart, dat een voorliefde voor filosofie en sagen heeft en de fluit bespeelt. Iço?lu tekent Gönül Adami altijd met een traantje op het gezicht, wat zijn verdriet voor de snelle en ingrijpende veranderingen uit. In de tekeningen heeft Gönül Adami vaak een discussie met zijn Franse vriend Jean Pierre over de verschillen tussen het Westen en het Oosten. Actuele, scherpe thema’s zoals toetreding tot de Europese Unie laat Iço?lu zo terloops de revue passeren.
Iço?lu wijst op de verschillen tussen de vele migranten uit het religieus conservatieve binnenland en de stedelijke, verwesterde Turken in Istanbul. Hij lanceerde het woord “Zonta”, wat is opgenomen in het populair taalgebruik in Turkije. Hiermee zet hij een harig, rondbuikig mannetje uit het binnenland neer, dat verfijnde dames uit de stad probeert te imponeren door zijn smaakloze vertoning van pas verworven rijkdom.
In de zomermaanden verblijft Iço?lu op één van de Turkse eilanden, waar hij zich bezighoudt met beeldhouwen en muziek maken. In deze rustige maanden geeft Iço?lu tekenles aan jongeren. Zijn lessen hebben een technisch karakter. Politiek stipt hij nauwelijks aan. Toch kan hij het niet laten zo nu en dan te stoken. ‘Ik spoor de kinderen aan op de muren te schilderen, ongehoorzaam te zijn en onzin te praten. Dat is pas echte politiek. Dat is echte vrijheid.’
De verbeelding aan de macht is te zien van 30 januari t/m 8 maart in het Persmuseum in Amsterdam. Meer info: www.roportaj.nl