Door het lerarentekort op middelbare scholen staan er steeds vaker onbevoegde docenten voor de klas. Bijvoorbeeld een leraar aardrijkskunde die ook economie geeft. Hoe erg is dit en wat wordt eraan gedaan? ‘Je hebt niet voor niets lerarenopleidingen.’
AMSTERDAM, 30 jan. ‘Onbevoegde docenten zijn niet per se onbekwaam, maar je hebt niet voor niets lerarenopleidingen’, zegt docente geschiedenis Toos Kruithof (30). ‘Het zou ook raar zijn als je zonder rijbewijs mocht autorijden.’ Ze studeerde geschiedenis en deed daarna een lerarenopleiding. Ze staat nu alweer zes jaar voor de klas en werkt bij het Amsterdamse Fons Vitae Lyceum en de Haarlemse Schoter Scholengemeenschap.
Vorige week bleek uit het onderzoek ‘Onbevoegd lesgeven: een noodoplossing’ van de onderzoeksinstellingen ITS Nijmegen en het SCO-Kohnstamm Instituut dat een kwart van de docenten in de onderbouw onbevoegd voor de klas staat. Het onderzoek werd gehouden in opdracht van de Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs (VVVO) en wordt dinsdag aangeboden aan de Kamercomissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Leraren zijn bijvoorbeeld onbevoegd als zijn hun opleiding nog niet hebben afgerond of als zij naast hun eigen vak ook lesgeven in een vak waarvoor zij geen opleiding hebben. Dit komt vooral voor in het VMBO waar vakken zijn samengevoegd in leergebieden zoals ‘mens en maatschappij’. Ook komt het voor dat docenten met een HBO-diploma lesgeven aan de bovenbouw van de HAVO en het VWO. Eigenlijk mogen alleen universitair geschoolde leraren dat.
Docenten geven gemiddeld zes uur per week onbevoegd les. Docenten klassieke talen (14 uur), filosofie (11 uur), drama (9 uur), economie (8 uur) en levensbeschouwing (7 uur) staan meer dan gemiddeld onbevoegd voor de klas. Docenten maatschappijleer, geschiedenis en wiskunde zitten net onder het gemiddelde (5 uur). Uit het rapport blijkt dat 42 procent van de scholen onbevoegde leraren inzet omdat er te weinig docenten zijn. Een woordvoerder van de Algemene Onderwijsbond (AOb) bevestigt dit. ‘Er zijn vooral te weinig leraren in de Randstad, ook in Amsterdam.’ De AOb vindt het belangrijk dat er meer bevoegde docenten komen. Daarom ondertekende de bond in april het Actieplan Leerkracht, waarin onderwijsinstellingen en het Ministerie van Onderwijs zich sterk maken voor meer bevoegde leraren. Docenten moeten meer verdienen, meer carrièremogelijkheden krijgen en zich makkelijker kunnen (bij)scholen. Het Ministerie stelde hiervoor meer geld beschikbaar. Zowel de VVVO als de AOb benadrukken dat het nu aan scholen is om meer te investeren.
Onbevoegde docenten tasten de beroepseer van hun bevoegde collega’s aan, zo staat in het rapport. Het is inderdaad ‘soms irritant’, zegt Kruithof. ‘Ik heb wel eens een leuke bovenbouwklas moeten opgeven, die een collega met een tweedegraadsbevoegdheid overnam.’ Tegelijk heeft ze het idee dat er nu meer bevoegde docenten voor de klas staan dan toen ze begon. ‘Zes jaar geleden waren er meer zij-instromers zonder onderwijsachtergrond. Ze kwamen bijvoorbeeld uit het bedrijfsleven. Dat is nu minder.’ Volgens Van de Kraats blijkt echter uit de cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau dat het lerarentekort nog oploopt. In 2006 was 20 procent van de leraren niet bevoegd. Hij verwacht dat dat in 2011 30 procent is.
Toch is het volgens Kruithof ook belangrijk dat docenten goed kunnen lesgeven en goed met kinderen kunnen omgaan.’ Studente Latijn en Grieks aan de Vrije Universiteit Ellen Koenen (23) is dol op kinderen. Ze vindt het belangrijk dat leerlingen een enthousiaste leraar hebben. Ze werkt dan ook met plezier zes uur per week op het Amsterdamse Spinoza Lyceum en wordt goed begeleid door haar bevoegde collega’s. Rosanne Bekker: ‘Het kost veel tijd, maar we doen het graag. Goede mensen in het onderwijs zijn van belang. Daarom hebben we veel stagiairs op school.’
In het begin bracht lesgeven voor Koenen de nodige onzekerheden met zich mee. ‘Ouderavonden vond ik doodeng. Ik was bang dat ze zouden zeggen dat ik niet goed les zou kunnen geven, omdat ik nog studeer. Dat is niet zo. Ze zien me gewoon als docent.’ Het enige waar ze tegenaan liep, waren organisatorische zaken. ‘Hoe werkt kopiëren? Wanneer zijn er precies proefwerken? Dat soort dingen. Mijn collega’s werken al achttien jaar samen. Sommige dingen spreken voor hen vanzelf. Maar ik kon het ze altijd vragen.’