In Nederland worden buitenlandse bachelordiploma’s uitgereikt door opleidingsinstituten die niet aan de hoge Nederlandse eisen voldoen. ‘Het is een U-bocht constructie.’
AMSTERDAM, 30 jan. Bij verschillende particuliere opleidingsinstituten in Nederland kunnen bachelordiploma’s worden behaald van buitenlandse universiteiten. Onderwijsinstituten zonder goedkeuring van de Nederlands- Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO) werken samen met buitenlandse universiteiten die een buitenlands bachelordiploma uitreiken dat niet wordt erkend volgens de Wet op Hoger en Wetenschappelijk onderwijs (WHW).
Frans de Zwaan van de directie hoger onderwijs van het ministerie van Onderwijs is op de hoogte van de praktijk. “Het ministerie van OCW heeft hier geen macht over, want in de grondwet staat dat onderwijs in Nederland vrij is.”
Het SAE Institute biedt in Amsterdam praktijkgerichte bachelors of arts aan die worden gevalideerd door de Middlesex University uit Londen. Op jaarbasis nemen er 60 studenten deel aan de bachelorprogramma’s audio engineering, digital film making en webdesign. Kosten voor het volledige bachelorprogramma liggen rond de 15.000 euro. Een bachelor duurt 2 jaar als aan de juiste ingangseisen wordt voldaan en staat gelijk aan 180 ECTS. Een puntenaantal dat op Nederlandse hoge scholen en universiteiten pas in drie jaar fulltime studeren wordt behaald. Dat een bachelor sneller wordt afgerond dan op Nederlandse onderwijsinstellingen verklaart SAE door het intensieve karakter van de opleiding.
Oud-student van de SAE Jonathan Elbers wuift dit weg. ‘Ik moest twee avonden in de week drie uur naar school. Dat heette daar het fulltime programma.’ Hij vertelt dat hij maximaal 20 uur per week besteedde aan zijn studie, maar dat er studenten waren die minder deden. ‘Je koopt als het ware je bachelor in plaats van dat je hem verdient door er hard voor te werken.’
Robert Warmerhoven van de onderwijsafdeling van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs staat niet per se negatief tegenover samenwerking tussen particuliere opleidingen en buitenlandse universiteiten. ‘In Nederland zijn een heleboel buitenlandse universiteiten die een graad aanbieden. Dit soort opleidingen kan heel goed in orde zijn.’
Over de samenwerking Middlesex en SAE heeft hij geen oordeel. ‘Middlesex is een erkende universiteit dus als die beslist dat de opleiding goed genoeg is dan hebben ze dat recht. De kwaliteit van de opleiding is de verantwoordelijkheid van Middlesex.’
Directrice Anna Bakker van het Platform van Aangewezen/Erkende Particuliere Onderwijsinstellingen in Nederland (PAEPON) zegt dat daar nu juist de schoen wringt. ‘Het toezicht uit het buitenland laat te wensen over.’ Ze krijgt regelmatig klachten over instellingen als het SAE, maar kan er niets aan doen. ‘Het is lastig om de verantwoordelijke instantie zoals Middlesex aan te spreken, omdat de constructie gebaseerd is op mutual trust. Middlesex verbindt zijn naam aan de opleiding, dus dan moeten wij ervan uitgaan dat de opleiding aan de kwalitatieve maatstaven voldoet.’ De Europese organisatie die moet controleren of Middlesex aan zijn kwalitatieve verplichtingen voldoet, de European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA), staat volgens Bakker nog in de kinderschoenen.
Voor de buitenlandse universiteiten is het uitgeven van bachelors in het buitenland een lucratieve inkomstenbron. Middlesex University uit Londen verdiende in 2007 ruim 2,6 miljoen pond met het valideren van diploma’s van particuliere opleidingsinstituten: 2% van haar totale inkomsten. Manager Dennis Beentjes van SAE Amsterdam erkent dat SAE betaalt voor de samenwerking. ‘Daar is een bedrag aan verbonden, maar daar kan ik niets over zeggen.’
Middlesex weigert commentaar en details te leveren over het samenwerkingsverband. Het Engelse equivalent van de NVAO de Quality Assurance Agency for Higher Education (QAA) heeft in 2005 de buitenlandse samenwerkingsverbanden van Middlesex onderzocht en uitgesproken dat ze vertrouwen heeft in de kwaliteit ervan. De QAA weet echter niet of het samenwerkingsverband met SAE destijds is onderzocht.
Beentjes geeft aan dat SAE bestudeert hoe het een Nederlandse accreditatie kan krijgen, maar betwijfeld of zijn instituut aan de strenge NVAO-eisen kan voldoen. De NVAO is volgens hem te veel gericht op contacturen en biedt weinig ruimte voor op de praktijk gerichte opleidingen. ‘Het Nederlandse systeem is niet het meest makkelijke.’
‘Dat is niet waar’ volgens Erda van der Hout van NVAO. ‘Wij toetsen of de opleiding waarmaakt wat hij belooft en houden daarbij wel degelijk rekening met het verschil tussen praktijk- en afstandsonderwijs.’ Ze zegt dat de opleiding van SAE in het werkveld als prima opleiding te boek kan staan, maar volgens de wet is de bachelor niet geldig in Nederland. Daarvoor moet een instituut eerst op eigen verzoek worden aangewezen door de minister van Onderwijs. In de praktijk kan dat bij opleidingsinstituten die al minimaal drie jaar onderwijs aanbieden en op het oog aan de wettelijke vereisten voldoen. Het NVAO controleert vervolgens of de instelling en haar opleidingen daadwerkelijk aan de vereisten voldoen. Hoewel het SAE al sinds 1991 in Nederland onderwijs aanbiedt, dient het geen aanwijzingsverzoek in bij de minister en maakt het gebruik van de samenwerking met Middlesex. ‘Dit is een U-bocht constructie. Het betreft hier een niet in Nederland erkende BA graad. Een student met deze bachelor kan dus niet aan een Nederlandse universiteit een masteropleiding volgen’, aldus Van der Hout.
SEA is hierover in het voorlichtingsmateriaal onduidelijk. Het prijst de BA aan als ‘a direct path to higher post graduate degrees (Masters).’ Dat deze masters niet bij Nederlandse onderwijsinstellingen kunnen worden gevolgd, maar alleen in Engeland wordt niet vermeld.
Bakker (PAEPON): ‘Ik heb geen positieve verhalen over SAE gehoord. De klachten die wij hebben ontvangen komen grofweg neer op te weinig waar voor het geld. Te weinig begeleiding en te weinig kwaliteit.’ Elbers, tegenwoordig student van de filmacademie, herkent dit beeld. ‘Het SAE schiet tekort qua faciliteiten en qua docenten. Dat is ook logisch. De filmacademie kost de overheid tienduizenden euro’s per jaar per student. Zoiets kun je als particulier instituut niet doen.’
Accreditaties worden in Nederland verleend door de Nederlands- Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO). Een accreditatie kan zowel betrekking hebben op een nieuw opleidingsinstituut als op een nieuwe opleiding van een al geaccrediteerd instituut. In het laatste geval hoeft de instelling alleen een toets nieuwe opleiding te doorlopen, die op basis van het curriculum kan plaatsvinden.
De NVAO accrediteert deels door de overheid bekostigde opleidingsinstituten (zoals de Universiteit van Amsterdam) en private (zoals Nyenrode). Om voor accreditatie in aanmerking te komen, moet een instelling drie jaar onderwijs hebben aangeboden en door de minister worden aangewezen. Instellingen worden aangewezen als ze daarvoor een verzoek indienen bij het ministerie van Onderwijs en ogenschijnlijk aan de voorwaarden van de NVAO voldoen. Het NVAO controleert dan of de instellingen daadwerkelijk aan haar kwaliteitseisen voldoet. Indien goedgekeurd door de NVAO kunnen onderwijsinstellingen door de Nederlandse overheid erkende bachelor- en masterdiploma’s uitreiken op eigen titel.
Reacties zijn gesloten