In de kantoren aan de Amsterdamse Zuidas wordt de kredietcrisis gevoeld. Maar hoe staat het met de plaatselijke horecaondernemers en taxichauffeurs? ‘Mensen zijn gestrest en drinken veel koffie, maar dat was altijd al zo.’
AMSTERDAM, 14 jan. De koffiebars en restaurants rondom het Zuidplein en het Gustav Mahlerplein liggen er verlaten bij. Geen wonder, want het is half elf ‘s ochtends en er moet gewerkt worden. Hier geen New Yorkse taferelen waar bankiers zich door het gebrek aan werk al vroeg in de middag naar de kroeg begeven. Caffé Belmondo, een espressobar, zit sinds anderhalf jaar aan het Zuidplein. De bankiers, advocaten en managers die aan de Zuidas werken komen er voor hun dagelijkse cafeïne shot. De zaken gaan nog steeds goed, volgens medewerker Caran. ‘Vooral aan het begin van de kredietcrisis kon je wel merken dat mensen echt getroffen waren door het nieuws. In de rij voor de koffie bespraken ze hoe lang de crisis zou duren en welke bank als volgende failliet zou gaan.’ Hij heeft niet de indruk dat zijn klanten nu vaker of langer pauzeren omdat ze het ineens minder druk hebben. Ze geven ook niet minder geld uit dan een jaar geleden. ‘Mensen kunnen niet zonder koffie, dat is onze belangrijkste troef’, zegt hij lachend.
De winkel naast Caffé Belmondo staat leeg. P. Scheepstra & Zn. Bloemsierkunst, de chique bloemenwinkel waarvoor zich ieder jaar op secretaressedag een lange rij vormde, is verdwenen. Met de torenhoge huurprijs die een ondernemer moet betalen voor een paar vierkante meter op de Zuidas, moet de omzet aanzienlijk zijn om de vaste lasten te kunnen blijven betalen. Dat weet ook restaurant Oliver’s, gevestigd aan de andere kant van station Amsterdam Zuid. Het restaurant heeft na een moeizame start in 2006 inmiddels zijn plek veroverd in het lunch circuit van de Zuidas. Volgens barman Harpert Koopman geven zijn klanten door de crisis niet minder geld uit aan een lunch buiten de deur. ‘We hebben hier veel vaste klanten en ze hebben allemaal ongeveer driekwartier de tijd om te lunchen, dat is niet veranderd. Ze komen hier voor de ontspannen sfeer, om even weg te zijn van kantoor. Er worden nu wel veel grapjes gemaakt over de kredietcrisis, of mensen nog wel kunnen pinnen bijvoorbeeld.’
Bij Grand Café Dicky’s aan het Gustav Mahlerplein is er evenmin reden tot zorg. Eigenaresse Janine van der Hoeven ziet de 150 zitplaatsen van haar restaurant nog steeds bijna iedere middag volstromen. ‘Mensen komen misschien juist ook vaker lunchen, om de ellende van daarboven even te ontvluchten’. Ze wijst naar de kantoren die boven het restaurant uit torenen. ‘Verder merk ik het eigenlijk alleen aan de borrels. Er wordt minder vaak iets geboekt en er wordt minder geld aan een borrel uitgegeven. De champagne wordt niet meer zomaar open geknald. Dat is jammer voor ons.’
De taxichauffeurs die opgesteld staan langs het voormalige hoofdkantoor van ABN Amro, zijn minder positief gestemd. Taxichauffeur Robert zit samen met een collega in de taxi te praten. ‘Voor de gezelligheid, hebben we wat te doen’, grijnst hij. Hij wijst naar de ingang van het gebouw. ‘Daar komt nu veel minder werk uit. De mensen die naar buiten komen lopen bijna allemaal richting het station. De trein is goedkoper. De ritjes die ik heb zijn ook korter. Niet meer naar Schiphol of Den Haag, maar allemaal hier in de buurt.’ De terugloop is volgens Robert al begonnen tijdens de overname van ABN Amro door RBS, Fortis en Santander. ‘Het was beter geweest als Barclays de boel had overgenomen. Engelsen geven meer uit aan taxi’s, die zijn dat gewend. Schotten en Belgen zijn krenteriger.’
Nu de kredietcrisis er ook nog eens bijkomt, is hij bang dat hij het niet gaat redden. Veel collega’s delen volgens hem die vrees. ‘Iedereen merkt het. Je kunt hier wel weggaan en bij het Centraal Station gaan staan, maar aan die zakelijke ritjes verdiende je nou juist het meest. En de gewone mensen nemen nu ook minder snel een taxi.’ Hij kijkt hoopvol op als een oudere man in een krijtstreeppak op het raam tikt. In keurig Engels vraagt de man een vuurtje en gaat dan onder een afdakje staan roken. Robert kijkt nijdig. ‘Zie je wel, krenten zijn het.’