De gemeente Amsterdam stelt een onderzoek in naar discriminatie op basisscholen. De meningen over het nut van een onderzoek zijn verdeeld. ‘De uitkomsten kan ik je van tevoren voorspellen.’
AMSTERDAM, 14 jan. Vorig jaar haalden Turkse ouders hun twee kinderen van basisschool De Weidevogel in Ransdorp, gemeente Amsterdam. De kinderen werden gediscrimineerd en de school weigerde in te grijpen. De Amsterdamse PvdA wethouders Ossel en Asscher stuurden vorige week een brief aan de gemeenteraad. Zij willen discriminatie op basisscholen in kaart brengen. Is een onderzoek zinvol?
Jessica Silversmith van Stichting Meldpunt Discriminatie Amsterdam benadrukt het bijzondere karakter van de zaak-Weidevogel. Zij kreeg vorig jaar 21 klachten binnen over onderwijsgerelateerde onderwerpen, maar vanzelfsprekend wordt niet na elke klacht een extern onderzoeksbureau ingezet. Dat was hier wel het geval. Bureau Eduquality/ Schepers van Seventer kreeg van stadsdeel Amsterdam-Noord opdracht het incident in kaart te brengen.
‘In mei kwam die klacht bij ons binnen. De twee kinderen waren toen al van school vertrokken. Gelijktijdig werd de pers ingeschakeld. En op het moment dat de pers interesse toonde, gebeurde er iets nieuws. De stadsdelen besteedden aandacht aan de zaak, Ossel en Asscher concludeerden dat een inventariserend onderzoek noodzakelijk is om na te gaan of dit vaker voorkomt.’ De stadsdelen hebben daar goed aan gedaan, vindt Silversmidt.
De klachten die het discriminatiemeldpunt vorig jaar binnenkreeg, waren niet vergelijkbaar. Dat maakt het lastig om te inventariseren hoe het staat met discriminatie op basisscholen. Silversmidt: ‘Veel ouders bedenken zich wel twee keer voor ze een klacht indienen, omdat hun kind in een afhankelijke positie verkeert. Ik neem aan dat het vaker gebeurt, maar dat niet altijd melding wordt gedaan. Lang niet alle discriminatiezaken komen bij ons terecht. Ook vertrouwenspersonen op scholen zullen de nodige zaken oplossen.’
‘Waar kinderen met verschillende nationaliteiten bij elkaar komen wordt, misschien ook onbewust, gediscrimineerd’, zegt Fenny Brinkman. Zij ziet graag dat er een onderzoek wordt ingesteld naar discriminatie. Brinkman was zelf vijf jaar lang als lerares werkzaam op een multiculturele school in Amsterdam en maakte van dichtbij mee hoe er gediscrimineerd werd. Ze schreef er het boek Haram (‘zondig’) over, dat in 2007 tot Kamervragen leidde. Brinkman: ‘Ik was zó idealistisch. Voor de klas droeg ik een hoofddoekje.’ De laatste jaren deed ze voor een deel afstand van haar idealen. Door haar ervaringen op de school, maar ook door de overval die ze recent meemaakte. Marokkaanse jongens probeerden haar te beroven, jongens die ze zelf in de klas had kunnen hebben. ‘Ik wíl niet discrimineren, maar het wordt me moeilijk gemaakt.’
Brinkman voorziet dat een onderzoek kan leiden tot een registratie van incidenten en dat juicht ze toe. ‘Als de ernst van discriminatie in kaart wordt gebracht, kan daar actie op worden ondernomen. In sociale vaardigheidslessen kan er aandacht aan worden besteed. Die Marokkaanse jongens moet worden bijgebracht dat zoiets echt niet kan.’
‘Discriminatie hoort nu eenmaal bij de samenleving, maar we moeten aan meer en betere knoppen draaien’, zei wethouder Ossel tijdens de commissievergadering Werk, Inkomen en Diversiteit van 8 januari. René Boomkens vindt het commentaar van Ossel ‘aardig’. Boomkens is hoogleraar cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Intuïtief reageer ik net zo. Het komt overal voor. Waarom moet je er dan zo de nadruk op leggen?’
Zelf zat Boomkens op een elitaire school in Bussum: ‘Wij pestten de arbeidersklasse weg. Waar dit soort verschillen bestaan, kun je verwachten dat er spanningen zijn. Anders is het als er sprake is van systematische terreur, maar dat is hier helemaal niet aan de orde.’
Boomkens’ kinderen zaten op een gemengde school in Amsterdam. ‘Er waren altijd tegenstellingen tussen Nederlandse en, bijvoorbeeld, Turkse kinderen. Er ontstaan peer groups, groepsvorming langs lijnen van etniciteit. Bovendien: minderheden discrimineren elkaar óók. Turken vinden van Marokkanen dat ze lui zijn. Ik kan me niet voorstellen dat een onderzoek nieuwe kennis oplevert.’
Een onderzoek naar discriminatie doet Boomkens denken aan onderzoek naar wapenbezit, bij middelbare scholieren. Een tijdlang was het in het nieuws. Er moesten poortjes komen. En strenge controles. ‘En meteen zie je: het komt overal voor. We kunnen erover praten – dat gebeurt dan vaak – maar het uitbannen is niet mogelijk. Als je me vraagt of we de uitkomst van zo’n onderzoek al van tevoren kunnen voorspellen, dan zeg ik: ja, dat kunnen we.’