Amsterdammer weinig financiële kennis

Amsterdamse marktkooplieden, huisschilders en advocaten hebben één ding gemeen: ze worstelen met eenvoudige financiële vragen. NAP legde aan twintig Amsterdammers een financiële vragenlijst voor. ‘Ik schaam me dood, maar had niet anders verwacht.’

AMSTERDAM, 14 jan. ‘Rente, obligaties? Gaan die vragen allemaal daarover? Daar heb ik geen zin in, veel te ingewikkeld.’ De reactie van Janneke (24, student geneeskunde) is typerend voor de reactie van de meeste mensen als ze een lijst met financiële vragen voor zich krijgen. Jong, oud, hoog- of laagopgeleid, het maakt niet veel uit. Met het juist beantwoorden van vijf eenvoudige vragen over rente en inflatie blijken elf van de twintig ondervraagde Amsterdammers moeite te hebben. Tweederde van hen komt in de problemen bij de beantwoording van moeilijkere vragen over aandelen en obligaties. Opvallend is dat het opleidingsniveau hierbij geen bepalende rol speelt.

Afgelopen vrijdag promoveerde Maarten van Rooij aan de Universiteit van Utrecht op zijn proefschrift ‘Financieel alfabetisme, pensioenvoorzieningen en beleggingsgedrag van gezinnen’. Hij onderzocht de financiële kennis van Nederlandse huishoudens en kwam tot de conclusie dat de gemiddelde Nederlander financieel ongeletterd is. Van Rooij legde aan 1500 huishoudens vragen over economie en financiën voor. Slechts vier op de tien mensen wist de vijf eenvoudige vragen ‘die elke econoom zo kan beantwoorden’ goed te beantwoorden. Uit het onderzoek blijkt dat gezinnen die wel iets afweten van rente, beleggen en pensioenen tot 80.000 euro meer vermogen opbouwen in de vorm van aandelen, spaargeld, de overwaarde van hun huis en duurzame consumptiegoederen, zoals auto’s.

Dat ook de gemiddelde Amsterdammer zijn financiële kennis wel eens mag bijspijkeren, werd duidelijk tijdens een rondvraag onder vijf studenten, drie advocaten, twee HR managers, vier gepensioneerden, twee marktkooplieden, drie huisschilders en een glazenwasser. De vraag ‘Wanneer de rente die op een spaarrekening wordt vergoed 1% is en de inflatie is 2%, hoeveel kun je dan na 1 jaar kopen met het geld op de rekening?’ viel bij Van Rooij in de categorie eenvoudige vragen. Het antwoord moet ‘minder dan nu’ zijn. Toch heeft de meerderheid van de Amsterdammers de vraag fout. ‘Ik schaam me dood, maar ik had eigenlijk ook niet anders verwacht’, biecht een 36-jarige advocate op. ‘Ik weet er veel te weinig van, maar ik heb ook geen zin om me erin te verdiepen.’ Haar 31-jarige collega komt er niet veel beter van af. ‘Wat er met de obligatiekoersen gebeurt als de rente daalt? Geen idee. Ik ben geen econoom.’
 
‘Die bankiers begrijpen zelf niet meer wat ze allemaal verkopen, hoe moet ik dat dan begrijpen?’, verzucht Anton, een 67-jarige gepensioneerde verzekeringsmakelaar in café De Nieuwe Lelie. De overige mannen aan zijn tafel knikken instemmend. Ze hebben bijna de helft van de vragen fout, maar wijten hun gebrek aan kennis aan het ingewikkelde financiële systeem. Ook Van Rooij pleit ervoor in zijn proefschrift om financiële beslissingen voor de burger eenvoudiger te maken. Daarbij kan volgens hem worden gedacht aan overheidsinformatie in de vorm van spotjes en websites, maar ook aan het inzichtelijk maken van belastingmaatregelen. Nu maken burgers volgens hem nog te weinig gebruik van mogelijkheden om minder belasting te betalen. Glazenwasser Mehmed (42), die aan de bar zit, is het daar helemaal mee eens. ‘Het is niet zo dat wij bijgeschoold moeten worden, de overheid moet juist leren minder ingewikkeld te doen over geld en belastingen. Zodra het woord financiën valt snapt niemand er meer iets van.’

De 51-jarige huisschilder Ron heeft vorig jaar een cursus beleggen gevolgd. Hij heeft maar twee van de zestien vragen fout en is er trots op. Toch heeft hij niet het idee dat zijn kennis hem iets oplevert en zeker geen 80.000 euro. ‘Ik heb die cursus samen met mijn zwager gedaan, maar ik had niet veel te beleggen. Dat is maar goed ook, anders was ik nu alles kwijt geweest. Ik was gewoon nieuwsgierig en ik vond het goed om er iets van te weten.’ Hij vindt dat iedereen zich zou moeten interesseren voor de economie. Niet om een groter vermogen op te bouwen, zoals Van Rooij laat zien, maar uit verantwoordelijkheidsgevoel. ‘Mensen willen alleen maar meer meer meer en denken niet na over de gevaren. We hebben deze hebzucht met z’n allen gecreëerd, dan kun je niet ineens zeggen dat je er geen verstand van hebt en iemand anders de schuld geven.’