De Amsterdamse Poldermoskee was woensdagavond het toneel van lezingen over Gaza. Drie sprekers koppelden de Palestijnse geschiedenis aan de huidige crisis in Gaza. Centraal stond de vraag wat moslims in Nederland kunnen doen voor hun Palestijnse broeders en zusters.
‘De Poldermoskee is the bomb’, zegt de jonge vaste bezoeker Mohammed. De Poldermoskee is een moderne moskee waar in het Nederlands wordt gepredikt waardoor moslims van verschillende nationaliteiten er terechtkunnen. Waar mannen en vrouwen in twee groepen gescheiden, maar in dezelfde ruimte bidden. Waar jongeren de islam op een nieuwe manier beleven. Waar naast religie ook debat te vinden is. Waar ook niet-moslims welkom zijn om te discussiëren. Kortom, het type moskee waar integratieminded Nederland zijn vingers bij aflikt.
‘Ik noem het Zionistan, niet Israël.’ Broeder Mohammed opent de bijeenkomst met een betoog over de geschiedenis van de staat Israël en de onderdrukking van de Palestijnen. In het dagelijks leven is hij beveiligingsbeambte. Vroeger heeft hij een blauwe maandag geschiedenis gestudeerd. Een halfuur lang passeert de geschiedenis van de onderdrukking van de Palestijnen de revue. Met als kernboodschap dat men het conflict vanuit de hele geschiedenis moet bekijken en niet vanuit de laatste jaren. Want wie is nou eigenlijk begonnen met wie van de kaart vegen? ‘Dat zijn niet de Palestijnen zoals je op het Jeugdjournaal voor volwassenen bij de NOS ziet.’ De verslaggever van de NOS die zijn microfoon bij een speaker houdt om de preek op te nemen glimlacht.
De sfeer is ongedwongen. Voor aanvang staan jongens en meisjes met elkaar te praten en te lachen. Een tafel met thee, koekjes en nootjes heet de bezoekers welkom. Binnen in de moskee verraadt het systeemplafond dat er vroeger een kantoor zat. Tientallen Arabische tapijten sieren de vloer. Op die tapijten zit tachtig man aandachtig te luisteren. Mannen links, vrouwen rechts. Gescheiden door een kamerscherm. Marokkanen, Turken, Indonesiërs, Nederlanders. Jong en oud. Met en zonder hoofddoek, bebaard en gladgeschoren. Moslim en niet-moslim.
Broeder Ali en zuster Faroek laten hun vakantiefoto’s zien. Afgelopen kerst brachten ze door in Jeruzalem en de bezette gebieden van de Westoever. Ze hebben harde verhalen, trieste foto’s, maar een positieve boodschap mee teruggenomen. ‘We staan in Nederland niet machteloos, maar we moeten niet alleen onze schuld afkopen door geld te geven. Ga als goede moslim naar het beloofde land toe, net zoals je naar Mekka gaat. Luister naar de verhalen van Palestijnen en vertel ze door.’
Tussendoor leest oprichter van de Poldermoskee Mohammed Cheppih het ‘eenzijdige’ standpunt voor van de Nederlandse regering over Gaza. Op de gezichten in de zaal is ongeloof en boosheid te lezen. Maar het blijft stil. De reactie is kenmerkend voor de sfeer in Poldermoskee. Geëngageerd, maar gemoedelijk. Geen boegeroep. In strijd met het stereotype beeld van woedende Arabieren dat broeder Mohammed zo vaak op het Jeugdjournaal voor volwassenen ziet.
Het woord is aan broeder Amin, een in Libanon geboren Palestijn. Hij vertelt over geschiedenis van Gaza en laat veel kaarten zien. Hij spreekt Arabisch en is fel. Zijn oplossing is simpel: Israël is als bezetter binnengekomen en dus moet Israël moet terugkeren naar waar het vandaan komt. Wat kunnen ‘wij’ in Nederland doen? Drie dingen volgens broeder Amin: onze smeekbedes tot Allah richten, de Palestijnen financieel ondersteunen en de Palestijnse zaak in Nederland verkondigen.
Mohammed Cheppih rondt de bijeenkomst af. ‘Wij kunnen wat doen! Wie vindt het een goed idee om vanuit de poldermoskee initiatieven te ontplooien om de Palestijnen te helpen?’ Vrijwel iedereen steekt zijn hand op. ‘En wie wil er in een werkgroep zitten om die initiatieven landelijk uit te voeren?’ Vijftien handen. Oprichter Cheppih kijkt enthousiast. De moskee verlaat de polder.