Wie denkt dat de Noord/Zuidlijn alleen maar ellende met zich meebrengt, heeft het mis. Slechts voor de prijs van een metrokaartje kun je over twee jaar namelijk een heleboel kunst bekijken.
Nooit eerder maakte hij een kunstwerk van 130 bij 17 meter. Maar kunstenaar Harmen Liemburg (1966) heeft het ontwerp bijna af. Op een lang stuk papier ligt het op de vloer van zijn studio. Dit is een schaalversie van wat de tegelvloer in metrostation Noord moet worden, de meest noordelijke halte van de Noord/Zuidlijn.Na de onvoorziene kosten en verzakte huizen was dit positief nieuws. In 2011 besloot de gemeente kunstwerken te integreren in de architectuur van de stations op de Noord/Zuidlijn. En dat kost slechts 4,6 miljoen euro van de 3,1 miljard die uiteindelijk begroot is voor het gehele bouwproject. Maar hoe gaat dat in de praktijk, een kunstenaar op de bouw?
“Het kunstwerk moet geen obstakel worden, de ruimte is beperkt. De architect heeft natuurlijk al bedacht hoe het station eruit moet zien”, vertelt Onno van den Muysenberg. Vanuit de gemeente is hij Projectleider Kunst voor de Noord/Zuidlijn.
Elk station heeft daarnaast een eigen thema, een perspectief op Amsterdam. Van ‘wijk’ tot ‘wereld’. Het kunstwerk in station Noord moet te maken hebben met de regio, het groene ommeland met drassige weilanden. Liemburg verdiepte zich in de vogels die er leven en in de trekvogels die Amsterdam passeren. “Ik heb boeken gelezen, maar ben ook met de verrekijker op pad geweest.”
Kluut of scholekster
In de grijze vloertegels worden de vogelfiguren van Liemburg uitgesneden. Met hetzelfde materiaal in het wit wordt het patroon erin gelegd. Zo ontstaat een enorme vloertekening op het gehele perron. “Mijn gereedschap is grof. Subtiele verschillen tussen vogels, zoals een kluut en een scholekster, vallen weg.” Liemburg koos dus voor kenmerkende vogels die makkelijk zijn neer te zetten met een paar lijnen.
Projectleider Van den Muysenberg snapt ook dat dit wat anders is dan atelierkunst. Praktische zaken zoals techniek, materiaal en kosten zorgen ervoor dat veel overlegd moet worden met de architect en de aannemer. “Het is een intensief proces, dat soms schuurt. We vragen wel wat van de kunstenaar.”
De gemeente nam het bedrijf QKunst in de arm. Véronique Baar (1976) begeleidt de kunstenaars, zodat ze niet in hun eentje tegenover gemeente, aannemer en uitvoerder staan. Volgens haar moeten alle kunstenaars zoeken naar een manier waarop hun beeld toch tot zijn recht komt, ondanks beperkingen en belemmeringen.
Dat ondervond Liemburg al snel na aanvang van zijn project. De aannemer wees hem erop dat een perronvloer altijd een markering voor blinden en slechtzienden moet hebben. Dat ging ten koste van de ruimte voor het kunstwerk en Liemburg moest afstand houden van die markering. “Mijn ontwerp is ook een patroon van witte lijnen op een antracietkleurige tegel. Het moet voor mensen niet één blur worden.”
Verzet tegen architectuurLang verzette Liemburg zich ook tegen de rechte vlakken van de architectuur. Hij wilde beweging, ronde lijnen. Maar dat heeft hij opgelost. Nu maakt hij de vogels en landschappen in cirkelende patronen rondom de vierkante vides waar de roltrappen komen. “De manier waarop Liemburg dit heeft opgelost, geeft aan hoe een belemmering uiteindelijk een nieuw uitgangspunt kan worden”, zegt Baar.
Deze zomer zullen de tegels van Liemburg gelegd worden. Ze moeten in de goede volgorde en inclusief een uitgebreid werkboek aankomen op de bouw. Liemburg maakt zich zorgen om de breekbaarheid van de witte tegellijnen. Bovendien is hij nu afhankelijk van andere mensen. “Als je daar drie maanden lang dagelijks op je knietjes tegels aan het leggen bent, zie dan maar eens je aandacht erbij te houden.”
Toch is Liemburg realistisch. Als de vloer eenmaal ligt, doet niemand meer moeilijk over een scheef lijntje. Eerst had hij het plan om wekelijks te gaan kijken, maar van dat idee is hij afgestapt. “Ik denk niet dat ze mij wekelijks willen zien”, zegt hij lachend.