De media hebben een verkeerd beeld geschetst van Rick H., aldus zijn advocaat. Ze verzocht de rechters hier rekening mee te houden en de publiciteit niet van invloed te laten zijn op de strafmaat. Maar hoe groot is die invloed van de media?
Een mediahype. Zo noemde advocaat Petra Breukink, die verdachte Rick H. verdedigt, de publiciteit rondom de rechtszaak tegen de Ajax-hooligan. Rick H. stond op vrijdag 8 februari voor de rechtbank in Amsterdam omdat hij op 29 oktober 2011 een 24-jarige man doodschoot op de Albert Cuypstraat. De officier van justitie eiste een celstraf van achttien jaar voor doodslag en drie pogingen daartoe.
Dat de rechtszaak tegen Rick H. in de belangstelling staat van de media, is evident. Een zoekopdracht in het krantenarchief levert maar liefst 96 artikelen op. Het televisieprogramma Opsporing Verzocht verspreidde ook zijn beeltenis en zijn volledige naam nadat hij was gevlucht voor de politie.
Indicator van maatschappelijke onrust
Hoeveel invloed media-aandacht heeft op de uitspraak van rechters is moeilijk vast te stellen, zegt woordvoerder Michiel Boer van de Raad van de Rechtspraak. “Maar dat een rechter rekening houdt met de publiciteit rondom een rechtszaak staat vast.” Wim van der Pol heeft wel een verklaring voor het feit dat rechters zich wat aantrekken van wat er speelt in de maatschappij. Als hoofdredacteur van de website crimesite.nl volgt hij de zaak tegen H. op de voet. “Rechters zijn altijd bang om verweten te worden dat ze in een ivoren toren leven. Dus het is begrijpelijk dat ze hun oren laten hangen naar wat er volgens de media leeft in de samenleving.”
Volgens Boer kan de publiciteit voor zowel strafvermindering als strafverhoging zorgen. “De aandacht van de media kan een indicator zijn van de geschoktheid van de rechtsorde, oftewel de maatschappelijke onrust. Tegelijkertijd kan een rechter oordelen dat doordat de privacy van de dader is geschonden, hij al genoeg gestraft is.”
‘Eigen schuld, dikke bult’
De rechtszaak tegen Willem Holleeder in 2007 is daar een voorbeeld van. Terwijl de officier van justitie tien jaar celstraf had geeist kreeg Holleeder maar negen jaar, dankzij bevooroordeelde uitlatingen van opsporingsambtenaren in de media.
Maar Van de Pol vindt het in het geval van H. een kwestie van ‘eigen schuld, dikke bult.’ “Alle aandacht heeft de dader aan zichzelf te wijten. Hij pleegde een strafbaar feit en besloot vervolgens om te vluchten.”
Die redenatie kunnen de rechters ook volgen. Volgens Boer kan het zo zijn dat bij twee vergelijkbare strafbare feiten de rechters twee verschillende strafmaten opleggen. Boer: “De rechter kan ervoor kiezen om een voorbeeld stellen en een zware straf uit te delen.”
‘Altijd proberen’
Gerben Kor is advocaat en mediaconsultant. In 2008 schreef hij het boek ‘Medialisering van recht’. Hij vindt de argumentatie van de advocaat van H. een logische: “Als een verdachte heel veel bagger over zich heen krijgt zal de rechter dat mogelijk al als straf zien. Daarom moet een advocaat dat altijd proberen, daar is niets mis mee.”
Een woordvoerder van het Openbaar Ministerie erkent dat alle procespartijen de publiciteit laten meewegen. “Media-aandacht wijst uit dat de maatschappelijke onrust groot is. Dan is het in het maatschappelijk belang een passende straf te eisen.”
Eigen verantwoordelijkheid
Als de media dan zoveel invloed kunnen hebben op een uitspraak, moeten journalisten daar dan geen rekening mee houden? Kor vindt dat geen goed idee. “De journalist heeft geen verantwoordelijkheid om te voorkomen dat hij zelf een factor kan worden in het strafproces.”
Volgens journalist Van de Pol is het wel de verantwoordelijkheid van de media zelf, maar kan een verkeerd beeld gemakkelijk worden voorkomen. “Deformatie voorkom je simpelweg door een feitelijk juist verhaal op te schrijven.”