De dood is altijd dichtbij in het Joods Hospice

Zaterdag is het internationale dag van de palliatieve zorg. In het Joods Hospice Immanuel verblijven terminaal zieke mensen die minder dan drie maanden te leven hebben. Hoewel niet alle bewoners joods zijn, worden de rituelen en gebruiken door iedereen opgevolgd. “Nooit gele kopjes op de rode stapelen.”

Traditioneel worden ook in het Hospice met Joods Nieuwjaar appels met honing gegeten / foto Flickr, ForestForTrees
Traditioneel worden in het hospice met Joods Nieuwjaar appels met honing gegeten / foto Flickr, ForestForTrees

Uit de boxen schalt muziek. Zangeres Eva Bialystock (42), op hoge hakken en met een enorme bos krullen, zingt Israëlische volksliedjes. In een kring zitten zo’n vijftig mensen mee te klappen. Mannen dragen keppeltjes, vrouwen feestelijke jurken. Af en toe krijgt iemand de microfoon onder de neus, die sommigen verschrikt afwimpelen. “Ik ken het niet zo goed”, fluistert een mevrouw tegen haar buurvrouw. Die knikt, dat had ze al gehoord. “De meeste doen maar wat”, fluistert ze terug.

Het Joods Hospice Immanuel viert joods Nieuwjaar. Rosj Hasjana. Op tafel staan appeltjes met honing om elkaar naar joods gebruik een ‘zoet nieuw jaar te wensen’. Het feest valt in eind september, buiten is het nog heerlijk weer. Toch blijven tijdens het zingen alle ramen en deuren dicht. De muziek mag de rest van het hospice niet hinderen, boven ligt iemand op sterven.

De dood is dichtbij in het hospice. Altijd. “Mensen komen pas hierheen als een arts heeft gezegd dat ze minder dan drie maanden te leven hebben”, vertelt oprichter en directeur Sasja Martel. In mei bestaat het sterfhuis precies vijf jaar. Het gebouw telt vier verdiepingen en is ingericht met lichtbeuken meubels en vrolijke, felle kleurtjes. Gele gordijnen, rode en groene stoelen. Er is plaats voor zes bewoners. Ook is er een kamer voor familieleden die graag willen blijven slapen. Het wordt gerund door vrijwilligers, die niet allemaal uit de joodse gemeenschap komen. Ze komen elk zo’n acht uur per week helpen. Zij ondersteunen de bewoners en hun familie, ontvangen het bezoek en doen licht huishoudelijk werk.

Hospices in Nederland

Er zijn in totaal 114 zelfstandige hospices in Nederland. Het eerste hospice – ook wel sterfhuis genoemd – opende in de jaren tachtig in Nederland. Het was een initiatief vanuit christelijke hoek, als tegenhanger van het liberale euthanasiebeleid dat toen opkwam. Ook in het Joodse Hospice Immanuel wordt geen euthanasie uitgevoerd.

Op cursus

Tot zover wijkt het nauwelijks af van andere sterfhuizen in Nederland, maar wel is het enige met een joodse inslag. Directie en initiatiefnemers zijn allemaal joods, net als veel van de vrijwilligers. De meeste bewoners zijn dat overigens niet. Martel: “Iedereen mag komen, zolang ze respect hebben voor onze identiteit.” Niet-joodse vrijwilligers krijgen daarbij eerst een uitgebreide cursus waarin alle joodse tradities en gebruiken worden uitgelegd.

En dat zijn er nogal wat. Niet iedereen is even ‘vroom’, en houdt zich aan alle geboden en verboden. Het hospice doet dat wel.  De aanwezigheid van twee identieke keukens valt het meest op. Elk met eigen koelkast, oven en servies. De keuken met het rode serviesgoed is voor vlees, de keuken met het gele servies voor melkproducten, kaas en eieren. Die twee etenswaren mogen nooit samen bereid of klaargemaakt worden: dat is niet koosjer. Het bestek mag elkaar zelfs niet aanraken.

Rode placemat

De niet-joodse vrijwilliger Marie Jeanne van Hövell (58): “In het begin zette ik met de beste bedoelingen een rood kopje in de afwasmachine van de gele keuken.” Tijdens de lunch wordt er ook alleen maar uit één van de keukens gegeten. “Meestal kiezen we de kaaskeuken. Anders staat de tafel zo vol vlees.” Toen een bewoner desondanks tijdens de kaaslunch toch héél graag kippensoep wilde eten, kon dat wel. Van Hövell: “Bewoners gaan voor regels. Maar hij kreeg het wel uit een rood kopje, met een rode lepel en een rode placemat.” Om wat verlegen eraan toe te voegen: “Zelf denk ik wel eens, waar zijn we mee bezig. Maar ik respecteer het, ook al snap ik soms het nut niet.”Ook de niet-joodse bewoners nemen volgens Martel altijd de regels in acht. “Anders kiezen ze ook niet voor deze plek. Ze weten wat ze te wachten staat.”

De vader van Scarabee Boldewijn (20)  heeft drieënhalve week in het hospice doorgebracht. Hij is overleden aan longkanker. Voor Rosj Hasjana komt Boldewijn speciaal naar het hospice toe. “Je leert iedereen hier kennen, het voelt zo vertrouwd.” Haar familie is niet joods, maar haar vader vond de sfeer in het hospice prettig. “Omdat er maar zes kamers zijn hebben ze echt aandacht voor je. Hij vond het een luxe plek met lieve mensen.” Ze moest soms wel wennen aan de regels. “We waren continue aan het vragen of iets wel mocht. Vaak genoeg deed ik met het servies dingen fout. Dan moesten ze alles één voor één in kokend water dopen om het weer te ontsmetten.”

De sabbat wordt elke zaterdag in acht genomen. Vrijdagavond begint het al, na zonsondergang.  Boldewijn lacht . “Op de sabbat wordt een gebed opgezegd en brood met zout gegeten. Iedereen neemt wat druivenwijn en dan opeens… hup, dan is het sabbat.” Vanaf dat moment mogen joden niet meer werken. Dat betekent onder andere géén elektrische dingen aan en uit schakelen. Niet bellen, niet autorijden. Boldewijn: “Omdat ze ook de oven niet meer mogen aan- of uitzetten, zetten ze die vlak voor sabbat op een zachte stand aan, zodat die aan blijft. Als mijn vader dan apfelstrudel wilde, deed ik dat gewoon drie kwartier in de oven.”

Gezelligheid

Willem Been (72) is op dit moment de enige joodse bewoner. Een kleine man, grijs haar, een grijze trui en een ingevallen, vriendelijk gezicht. De vrijwilligers praten vol lof over hem, ‘zo‘n vriendelijke, intelligente man’. Hij zit in de woonkamer te bladeren in Bionieuws, het vakblad over biologie. Als gepromoveerd bioloog wil hij ook nu nog bijblijven. Hij heeft nog maximaal drie maanden te leven, er is kanker geconstateerd. Op aanraden van een vriendin kwam hij een paar weken geleden in het sterfhuis. “Maar dat is omdat ze hier goed voor je zorgen. Niet omdat het joods is, dat is gewoon een extraatje. Ik ben atheïst.” Hij neemt dan ook niet altijd deel aan de viering van de sabbat. “Af en toe ga ik, voor de gezelligheid.”

Vrijwilligers vinden het belangrijk die gezelligheid te bieden. Het ze er niet om ‘laatste wensen’ te vervullen. Van Hövell:“Mensen willen graag familie om zich heen, ze zijn vaak te zwak om nog veel hun kamer uit te gaan.” Mocht een bewoner toch nog een laatste wens hebben, vragen ze de ‘stichting Ambulance Wens Nederland’ die te vervullen. “Een vrouw is daarmee naar Texel gegaan, een meneer wilde nog even de supermarkt in.” Ook mogen de bewoners op hun eigen kamer doen wat ze willen, zonder zich iets aan te trekken van de gebruiken. Daar kunnen ze niet-koosjere maaltijden eten (wel op ander servies), Mariabeelden neerzetten of tijdens de sabbat naar de televisie kijken.

Overlijden

Over het sterven wordt niet graag gepraat in het hospice. Als meneer Been vertelt dat hij op traditioneel joodse wijze begraven wil worden onderbreekt één van de coördinatoren hem verschrikt. “Ik hoorde dat hier over confronterende onderwerpen wordt gepraat.” Ze legt een hand op zijn schouder. “Wilt u hier wel over praten? Ik kan goed begrijpen dat u dit niet wil.” En dan, met een frons. “Wij zijn heel voorzichtig met deze onderwerpen, ik voel de behoefte om hier even meneer Been in bescherming te nemen.”

Maar meneer Been haalt zijn schouders op. “Als het hier over de begrafenis gaat is iedereen gelijk zo emotioneel, dat hoeft van mij helemaal niet. Mijn begrafenis is realistisch. De oorlog, dáár praat ik niet over.

Waken

Op het moment dat iemand op het punt staat te overlijden, begint het waken. Familieleden, vrienden en anders de vrijwilligers blijven onafgebroken bij het bed zitten. Vrijwiller Van Hövell: “Contact maken is dan meestal al onmogelijk, ze ademen alleen. Ik zet dan soms een muziekje aan en ga er heel stil naast zitten. Soms stokt de adem opeens, en denk je: nu is het gebeurd. Maar dan blijkt iemand toch na een minuut opeens weer te ademen. Daar schrik je dan van.”

Na een overlijden brandt er speciaal lichtje in de hal. Alle vrijwilligers krijgen een mail. “Als het iemand is die ik goed kende, sta ik daar natuurlijk wel bij stil”, zeg Van Hövell. Vaak gaat ze dan in haar eentje even de kamer binnen, om even te denken aan de overledene. En ruimte te maken voor een nieuwe bewoner. “Ingrijpend.” Ze knikt zachtjes. “Maar ik lig er niet wakker van.” Ze vindt het werk vooral mooi. “Dit, hier zijn, is voor mij de essentie. De kern van het leven. Je bevindt je hier op het scherpst van de snede.” Ze spreekt zacht. “Er zijn geen herkansingen meer, alles wat er nog te doen valt in je leven moet nu gebeuren.”

Er zijn patiënten die worden ontslagen uit het hospice. Marja Hilsum (77) staat tijdens het joods nieuwjaar met een glaasje sap in haar hand te genieten van de muziek. Ze heeft hier drie maanden doorgebracht, en mocht toen weer naar huis. “Daar was iedereen nogal verbaasd over. Ik niet hoor. Ik wist dat ik nog niet zou sterven, maar niemand geloofde dat.” Ze lacht. “Ik ken mezelf het beste.” Nu werkt ze hier als vrijwilliger. “Ik voel me hier nou eenmaal thuis.”