Amsterdam Rauw: Dikke Dennis

dikke-dennisAmsterdam Rauw: een serie over wakker Amsterdam. Op zoek naar eigenzinnigheid waar de betutteling geen grip op krijgt. Vandaag Brixx, tattookunstenares bij Dikke Dennis.

Amsterdam, 17 feb. ‘Tattoos klaar terwijl u wacht. U betaalt alleen de inkt, de pijn is gratis’, staat in zwarte letters boven de deur. Als je bij binnenkomst denkt dat je alvast een euro op je kunstwerk bespaart, omdat ie toevallig op de drempel ligt, kom je bedrogen uit. De munt zit vastgeplakt. Terwijl ik schaapachtig uitleg dat ik helemaal niet hebberig ben en best het volle pond voor mijn tatoeage wil betalen (wie ben ik om voor een dubbeltje op de eerste rij te willen, de pijn is ook al gratis), legt Brixx uit hoe het zit met die vastgeplakte euro. ‘Een dikkedennisgrap.’

Tattooshop Dikke Dennis in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat (‘Tweede Dikkedennisdwarsstraat’) is de enige tattooshop in Amsterdam, ‘die er niet uitziet als de behandelkamer van een tandarts’, vertelt Brixx. Aan de muur zijn snoeppapiertjes, krantenknipsels en foto’s geprikt. Foto’s en reclamemateriaal van Dennis zelf: een stevige, grote, langbehaarde en bebaarde veertiger. Een klein fotootje van een getatoeëerde fallus. Op planken vechten potten en pannen om de ruimte. Niet zomaar potten: de meeste zijn van glas en gevuld met embryo’s op sterk water. Slangen, muizen en een enkel beest met een piercing door zijn lijf.

Vandaag is Dikke Dennis er niet. Hij is bezig met de promotie van een voetbalfilm, waarin hij de keeper speelt. Brixx wil wel vertellen hoe het is om de directe collega van Dennis te zijn. Brixx is niet haar echte, maar haar tattoonaam. Ze is 21 en van onder tot boven getatoeëerd. In overwegend donkergrijs is er van alles op haar lijf te zien: een sterretje op haar voorhoofd, haar geboortejaar op haar vingers, Maria op haar linkerarm en een Braziliaanse god op rechts. Vooral op Oya, de Braziliaan, is ze erg trots. Speciaal voor haar, ‘als een soort sterrenbeeld’, is uitgezocht dat dit de god is die bij haar past. Niet al Brixx’ tattoos zijn zichtbaar: voor intimi is er ‘KWIJL’, dat in kleine lettertjes aan de binnenkant van haar onderlip is getatoeëerd.

Brixx nam haar eerste tatoeage toen ze zeventien was. Eerder wilde ze al graag een plaatje op haar lijf, maar daar waren haar ouders geen voorstander van. Bovendien zou de tattoo meerekken, zolang ze nog in de groei was. Toen ze eindelijk, op haar zeventiende, toch aan een eerste lichaamsversiering begon, vertelde ze haar moeder dat het een plakplaatje was. Nu, vier jaar later, tijgerpootjes op haar borst getatoeëerd en zelf fulltime werkzaam bij Dikke Dennis, is die leugen niet meer vol te houden.

Niet alleen haar ouders zijn niet blij met Brixx’ kunst. Ook de goegemeente is ‘bevooroordeeld’, bij de aanblik van een getatoeëerde jonge vrouw. ‘Tatoeages worden steeds meer geaccepteerd’, Brixx hoort het zo nu en dan, maar merkt er niets van. En realiseert zich dat ze, met alleen havo-diploma op zak, nooit meer een ‘normale baan’ zal vinden. ‘Al heb je een klein sterretje op je hand staan, een werkgever heeft meteen een beeld van je.’ Daar heeft ze zich bij neergelegd. Brixx’ missie is om kunst te maken op mensen. En daarop wil ze zich volledig kunnen concentreren.

Vriendinnetje Kimberley laat de microfoon zien die Brixx op haar onderbeen heeft getekend. De wondjes zijn niet helemaal geheeld en de tattoo ligt nog als een vettig laagje op Kimberley’s been. ‘Het kan wel zes tot acht weken duren voor het echt genezen is’, vertelt Brixx, die trots is op haar kunstwerk. Met mijn vraag of ze niet iets kleins, iets liefs op mijn enkel kan tatoeëren, kan ze niet helemaal uit de voeten. Iets specifieker vraag ik of ze geloof, hoop en liefde in inkt kan vastleggen. Liefst zie ik een boek met voorbeelden, maar voor kruis, hart en anker moet ik duidelijk ergens anders zijn. Zo het een echte kunstenares betaamt, neemt Brixx zelf de rode benzinestift ter hand. Haar eigen ontwerp gaat mijn arm sieren, want mijn harige benen hadden zich onvoldoende op dit bezoek voorbereid. Niet ‘voor het echie’, maar eerst een probeersel, dat met flink veel zeep afwasbaar is. Met een felrode kralenketting om mijn arm met daaraan drie bedeltjes, verlaat ik Dikke Dennis.