Bijenhouders luiden de noodklok: de Nederlandse bijen, essentieel voor de bestuiving van groente en fruit, sterven massaal. In de regio Amsterdam overleefde vorig jaar zelfs tussen de tachtig en negentig procent van de bijen de winter niet.
AMSTERDAM, 11 feb. Henk Kooij (70) houdt een vrijwel lege honingraat in de lucht – alleen een handjevol verschrompelde bijenkarkassen kleeft nog aan de gele kunstwas. In september was deze raat nog ‘één grote, zwermende stroop’ van duizenden bijen, zegt de Amstelveense imker, ‘maar nu kun je er dwars doorheen kijken.’ Kooij verloor vorige winter in een klap bijna al zijn bijen. Van de 35 bijenkasten – één kast bevat één bijenvolk, oftewel zo’n zestigduizend bijen – haalde maar anderhalve kast de lente. Ook het Amstelveense bijenpark Amstelland, waarvan Kooij secretaris is, raakte tachtig procent van zijn bijen kwijt. De bijen bezweken aan wat imkers wel de ‘verdwijnziekte’ noemen: een mysterieuze aandoening waarbij werksters nog wel uitvliegen op zoek naar voedsel, maar niet meer de kracht hebben om terug te keren, met het uitsterven van hele kolonies als gevolg.
De Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV) sloeg eind vorige maand alarm over de massale bijensterfte. Het is normaal dat imkers iedere winter tussen de tien á vijftien procent van hun bijen verliezen, maar volgens cijfers van de bijenhoudersvereniging haalde vorig jaar twintig procent van de Nederlandse bijen het voorjaar niet, met uitschieters van tussen de tachtig en negentig procent in Amsterdam en het Groene Hart. Waarom de wintersterfte juist daar extra hard toesloeg, is niet bekend. In heel Nederland stierf de afgelopen zes winters telkens 15 tot 26 procent van de bijenvolken. Ook in de rest van Europa en in de Verenigde Staten slaat de wintersterfte steeds harder toe.
De wetenschap heeft vooralsnog geen verklaring voor de sterfte. Volgens de Wageningse bijenonderzoeker Tjeerd Blacquière is er sprake van een dodelijke cocktail van virussen en parasieten. De hoofddader is vermoedelijk de varroamijt, een parasiet ter grootte van een speldenkop die verscheidene ziektes overdraagt. De varroamijt duikt al sinds 1983 op in de Nederlandse bijenkasten, maar lijkt de laatste jaren steeds venijniger te worden. Blacquière: “Vroeger hielden bijenvolken het met vijftienduizend mijten nog wel uit, maar nu gaan ze bij vijfduizend mijten al ten gronde.”
Daarnaast is de weerstand van de Nederlandse bijen verzwakt door het tekort aan stuifmeel, de belangrijkste bron van eiwitten, vetten en vitaminen voor de bij. Eén bijenvolk heeft per jaar 35 kilo stuifmeel nodig om te overleven, maar doordat er steeds minder bloemen bloeien in weides en bermen halen de bijen die hoeveelheid niet. De verschraling van het landschap en de toenemende verstedelijking maken het de honingbij vrijwel onmogelijk om nog zelfstandig te overleven, aldus Blacquière.
Een bijkomend probleem is de vergrijzing onder imkers. De gemiddelde leeftijd van de circa 6500 Nederlandse imkers is zestig jaar. Het aantal bijenhouders loopt al jaren terug en de nieuwe aanwas is minimaal, weet Ries Hoogendoorn (69), voorzitter van de Amsterdamse Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt, die vorige winter negentig procent van zijn bijen verloor. ‘Het is een vicieuze cirkel: de bijenstand neemt af door de wintersterfte terwijl het aantal volken niet kan worden aangevuld omdat er steeds minder imkers zijn. Bijna 99 procent van de imkers is hobbyist. Als die een of twee keer hun neus hebben gestoten aan de wintersterfte dan gooien ze het bijltje erbij neer.’
De teruggang van bijen en imkers zet de Nederlandse land- en tuinbouw onder grote druk. Bloemkwekers en telers van fruit als appels, kersen, peren en aardbeien zijn afhankelijk van bestuiving door honingbijen. De Nederlandse bijen vertegenwoordigen volgens cijfers van de NBV een economische waarde van 750 miljoen euro voor de land- en tuinbouwsector. Hoogendoorn: ‘De mensen maken zich druk om een litertje benzine, terwijl zo’n kast bijen veel meer waard is. Als wij niet meer genoeg bijen aan de telers kunnen leveren dan krijgen we straks grote tekorten aan fruit.’
Nu al kunnen imkers vaak niet aan de vraag van fruittelers en bloemkwekers voldoen. Dat kun je zien, legt Henk Kooij uit. ‘Als je een appel met een deuk erin ziet, dan moet je hem overdwars doorsnijden en het klokkenhuis bekijken. Als de pitten wit zijn in plaats van bruin dan zijn ze niet volgroeid en dus niet genoeg bestoven. Dan heeft een teler in plaats van tien bijvoorbeeld maar vijf bijenvolken voor zijn boomgaard kunnen krijgen.’
Hoeveel van zijn bijen deze keer het eind van de winter zullen halen, durft Kooij nog niet te zeggen. Hij houdt zijn hart vast. ‘Ik heb er na de sterfte van vorig jaar weer twaalf volken bijgenomen. Zodra het straks een graad of vijftien is gaan we kijken hoeveel van die twaalf de winter hebben overleefd.’ Kooij heeft zijn vrouw kunnen overtuigen om hem nog een keer te assisteren bij het tellen van de volken. ‘Met heel veel moeite’, zegt de zeventigjarige. ‘Het zien van al die uitgestorven kasten greep haar vorige winter zo aan dat ze de bijenteelt eraan wilde geven. En zonder haar kan ik het niet meer.’
Reacties zijn gesloten