In de rubriek BIJZONDERNEMEND portretten van allochtone ondernemers die een bijzondere plaats innemen in de wijken van Amsterdam. Met vandaag de familie Agazadeh en hun Iraanse winkel aan de Rozengracht in de Jordaan.
AMSTERDAM – 28 jan. De Iraanse muziek is er oorverdovend en het contrast met de clientèle uit de Jordaan en grachtengordel groot. Posters van de Iraanse zangeres Ahdieh hangen naast een Heineken neonreclame. De wand achter de toonbank is behangen met cd’s van Iraanse artiesten. De hoesjes zijn vergeeld. ‘Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik er voor het laatst een heb verkocht.’
Ghorban Agazadeh (54) kwam vijftien jaar geleden als asielzoeker naar Nederland. Hij werd naar een asielzoekerscentrum in Vlissingen gestuurd. Via Breda en Hellevoetsluis kwam hij uiteindelijk in Amsterdam terecht. Hij kreeg een verblijfsvergunning en kon zijn vrouw en vijf kinderen laten overkomen uit de Iraanse hoofdstad Teheran. Ze gingen in Amsterdam-Noord wonen. Hij kwam wel eens in een winkel van een vriend die Iraanse producten verkocht. ‘Die vriend wilde ermee ophouden’, vertelt Agazadeh. ‘Toen hebben mijn vrouw en ik de winkel overgenomen, onder dezelfde naam: het Perzisch huis.’ Dat was in 1999. Sindsdien hebben ze niet veel veranderd. Het blauwe bord met in witte letters ‘Perzische supermarkt en Iraanse levensmiddelen’ prijkt nog steeds op de gevel. Het geel en rood van de Ola parasol en de vlag die tegen de achterkant van de kratjes met groente en fruit is geplakt, is verkleurd door de zon.
Agazadeh wijst naar zijn vrouw die bezig is af te rekenen. ‘Zij is mijn partner’, zegt hij trots. ‘Niet alleen vrouw’, voegt hij er snel aan toe, ’maar ook zakenpartner bedoel ik. We doen het samen.’ Ze hebben nog een winkel aan de overkant van de straat, die door zijn vrouw gerund wordt. Een sigarenwinkel, volgens Agazadeh. Volgens het uithangbord, zichtbaar vanuit de winkel, zit er een wasserette. ‘Nou ja, er staat sigarenwinkel in het register van de Kamer van Koophandel. Maar we doen inderdaad meer met kleren.’
Aan het einde van de Rozengracht zit nog een Iraanse winkel, supermarkt Roos. Agazadeh kent de eigenaar. ‘Hij komt niet uit Teheran, maar ik weet wie het is. Ik heb geen idee hoe het met zijn winkel gaat, daar praten we niet over.’ Dat er twee Iraanse winkels in één straat zitten vindt Agazadeh niet vreemd. ‘In Iran heb je ook veel dezelfde winkels bij elkaar.’
‘Heeft u ook een krant in het Farsi?’ Een Nederlandse vrouw van rond de veertig kijkt de winkel rond. Mevrouw Agazadeh begint te rommelen achter de toonbank en vist een exemplaar uit een kartonnen doos. Hij is een paar weken oud, maar de datum doet er niet zoveel toe. De zoon van Agazadeh staat buiten de tomaten aan te vullen als een voorbijganger vraagt of hij ook Illy koffie verkoopt. Als hij de man niet begrijpend aankijkt, herhaalt de man zijn vraag op luide toon. ‘Italiaanse koffie’, voegt hij eraan toe. Agazadeh gebaart naar een schap in zijn winkel. ‘Daar’, zegt hij vermoeid.
De meeste klanten van het Perzisch huis zijn buurtbewoner of toerist. Zo’n tachtig procent, schat Agazadeh. Hij heeft zijn assortiment aangepast aan zijn klanten. Alleen het achterste gedeelte van de winkel is nog gereserveerd voor Perzische producten. De planken langs de muur zijn gevuld met waterpijpen, mierzoete koekjes, potten ingemaakte groente, grote balen rijst en ingelijste plaatjes van kleurrijk geklede Iraanse vrouwen. Maar Agazadeh verkoopt ze nauwelijks. ‘Voor nieuwjaar kopen mensen nog wel eens een cadeautje, een waterpijp bijvoorbeeld. Of de koekjes, die lopen ook goed.’ Andere producten staan al tijden onaangeraakt op de plank. Zo is er een hele collectie flesjes bloemenwater. Voor twee euro per flesje kun je een halve liter heilzaam rozenwater kopen, of kamillewater, tegen maagpijn. Maar niemand doet het.
Agazadeh gaat harder praten, terwijl zijn vrouw ongemakkelijk naar buiten kijkt. ‘Ik ben zeven dagen in de week open. Om negen uur ‘s ochtends ga ik boodschappen doen, om elf uur gaat de winkel open en om elf uur ‘s avonds ga ik weer dicht. In al die jaren ben ik één keer met vakantie geweest. Ik verdien hier nu zo’n achthonderd euro per maand en daar moeten alle kosten nog af.’ Voor de winkel aan de overkant hebben ze al vijf jaar een huurachterstand. Dat het nu zo slecht gaat komt volgens Agazadeh ook door de crisis. ‘Als het zo doorgaat ben ik volgend jaar weg. Dan ga ik terug naar mijn land, daar is het nu beter. Iedereen in het westen heeft last van die crisis. Hier lukt het niet meer.’